Instrumenten voor autisme

Voor het vaststellen van symptomen van autismespectrumstoornissen (ASS) zijn diverse instrumenten (o.a. autisme testen) beschikbaar. Deze instrumenten zijn te verdelen in instrumenten voor vroegsignalering, voor screening en voor diagnostiek.

Vroegsignalering

Vroegsignalering leidt tot de constatering dat er mogelijk sprake is van ASS. Vroegsignalering vindt plaats wanneer het vermoeden van problemen niet duidelijk is afgebakend tot een bepaald type probleem, zoals ASS.

Screening

Screeningsinstrumenten worden in een later stadium ingezet, wanneer er vermoedens van ASS zijn. De beschikbare screeningsinstrumenten hebben uiteenlopende doelen en doelgroepen. Naast specifiek op ASS gerichte vragenlijsten worden ook algemene gedragsvragenlijsten afgenomen omdat ASS vaak gepaard gaat met meerdere psychische stoornissen. Voor veel screeningsinstrumenten geldt dat alleen een psycholoog of een orthopedagoog de scores kan interpreteren en beoordelen. Enkele instrumenten zijn ontwikkeld voor jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en logopedisten. De meeste instrumenten zijn uitsluitend gericht op het onderscheiden van personen met en zonder 'klassiek autisme'. Ze maken dus geen onderscheid tussen de verschillende subgroepen binnen ASS. De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie heeft in haar richtlijn 'Diagnostiek en behandeling autismespectrumstoornissen bij kinderen en jeugdigen' de AVZ-R aanbevolen als screeningsinstrument voor verstandelijk beperkten en de SCQ voor de kinderen met een gemiddeld-normale intelligentie. De VISK is geschikt voor het concretiseren van PDD-NOS gerelateerd gedrag.

Een overzicht van de screeningsinstrumenten en waarvoor ze geschikt zijn: Screenen op autismespectrumstoornissen

Diagnostiek

Als uit de screening naar voren komt dat een kind mogelijk ASS heeft, dan is verdere diagnostiek door een gedragswetenschapper noodzakelijk. De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie heeft in haar richtlijn 'Diagnostiek en behandeling autismespectrumstoornissen bij kinderen en jeugdigen' de ADI-R en de ADOS aanbevolen als instrumenten voor uitgebreid onderzoek naar ASS. Beide gebruiken criteria voor ASS uit het diagnostisch handboek voor psychiaters (DSM-IV). Zowel voor de ADI-R als de ADOS geldt dat alleen getrainde onderzoekers ze kunnen afnemen.

Instrumenten die bijdragen aan het stellen van de diagnose zijn:

Leeftijd

De meeste van de hierboven genoemde meetinstrumenten kunnen al op jonge leeftijd worden ingezet. De CHAT, de AVZ-R, de ADI-R en de ADOS kunnen zelfs al bij (ouders van) peuters worden afgenomen. De doelgroep van de andere instrumenten begint bij een leeftijd van 4 tot 5 jaar. Een uitzondering daarop vormt de YSR. Dit is een gedragsvragenlijst die 11- tot 18- jarigen zelf invullen.

Vanaf de eerste verjaardag is het mogelijk om bij kinderen signalen op te vangen die mogelijk duiden op ASS, zoals het niet reageren op hun naam en nog niet brabbelen als ze 12 maanden zijn (Dietz, 2007). De volgende stap is screenen. Als er dan een vermoeden is van ASS volgt diagnostisch onderzoek. Uit het onderzoek van Servatius-Oosterling (2010) blijkt dat de ADOS het meest betrouwbaar en valide diagnostisch instrument is voor peuters met een verhoogd risico op ASS. Van Daalen (2010) concludeert dat het beter is om bij kinderen jonger dan drie jaar een ongespecificeerde diagnose te stellen in het autismestoornisspectrum. Op die leeftijd is het dus nog niet mogelijk om vast te stellen dat er sprake is van een autistische stoornis, Asperger of PDD-NOS. Bij jeugdigen met een hoge intelligentie en een goede taalontwikkeling wordt de diagnose ASS vaak later gesteld, bijvoorbeeld bij de overgang naar het voortgezet onderwijs.

Meer informatie over instrumenten voor het signaleren en diagnosticeren van ASS is ook te vinden op de site van het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie.

  • Daalen, E. van (2010), 'Early diagnosis of Autism Spectrum Disorders: De vroege diagnose van Autisme Spectrum Stoornissen'. Proefschrift Universiteit van Utrecht.
  • Dietz, C. (2007), 'The Early Screening of Autistic Spectrum Disorders'. Proefschrift Universiteit Utrecht.
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (2009), 'Richtlijn Diagnostiek en behandeling autismespectrumstoornissen bij kinderen en jeugdigen''. Utrecht.
  • Servatius-Oosterling, I. J. (2010), 'Toddlers with autism. Aspects of early detection, diagnosis, and intervention'. Proefschrift UMC St. Radboud.
Foto Vivian den Blanken