Onderzoek naar effectiviteit uithuisplaatsing

Helpt een uithuisplaatsing? Is het altijd goed voor kinderen? En welk bewijs is er dat 'zo thuis mogelijk' opgroeien inderdaad beter is? De effectiviteit van uithuisplaatsingen staat ter discussie. Wat is er bekend uit wetenschappelijk onderzoek?

Onderzoek geeft geen duidelijk beeld

Het blijkt lastig om een goed beeld te krijgen van de effectiviteit van uithuisplaatsingen in Nederland. Daar zijn verschillende redenen voor.

Veel onderzoek is in het buitenland gedaan

Studies uit het buitenland zeggen niet zonder meer iets over de Nederlandse praktijk. Ten eerste is de basiszorg in Nederland vaak beter dan in andere landen. Daardoor zijn de effecten van professioneel ingrijpen in het buitenland vaak groter dan in Nederland. Dat kan weer zorgen voor een overschatting van de effecten als je ze toepast in de Nederlandse situatie.

Ten tweede kan de kwaliteit van de professionele interventies verschillen tussen het buitenland en Nederland. Maar die kwaliteit wordt meestal niet onderzocht. Daardoor is onbekend of een uithuisplaatsing in Nederland andere effecten heeft dan in andere landen.

Kinderen hadden vaak voor de uithuisplaatsing al problemen

Onderzoekers kijken vaak naar verschillen in ontwikkeling tussen kinderen die wel en niet uit huis geplaatst zijn. Ze zien dan meestal dat uit huis geplaatste kinderen meer problemen hebben, ook op latere leeftijd. Maar die kinderen hebben voordat ze uit huis geplaatst zijn vaak ook meer meegemaakt en meer problemen gehad. En die nemen ze mee in hun verdere ontwikkeling.

Meer Nederlands onderzoek nodig

Hoe voorkomen we een vertekend beeld? Het is belangrijk om in Nederland meer onderzoek te doen. Door bijvoorbeeld wel en niet uit huis geplaatste kinderen met dezelfde soort problemen met elkaar te vergelijken. Wat is dan het effect van de uithuisplaatsing? En maakt het bijvoorbeeld uit of ze thuishulp krijgen? En hoe verschillen de effecten van uithuisplaatsing in een pleeggezin, kleinschalig gezinshuis en in residentiële zorg?

Daarnaast is de kwaliteit van de uitgevoerde interventies een belangrijk onderwerp voor onderzoek. Zo blijkt uit enquêtes dat de kwaliteit van de behandeling in residentiële instellingen in Nederland in veel gevallen onvoldoende is. Er moet meer bekend worden over waarom dit is en wat de gevolgen voor gezinnen zijn.

Wat tot nu toe uit onderzoek bekend is

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt het volgende over de effectiviteit van uithuisplaatsing.

Op korte termijn voor sommige kinderen effectief

Een beperkt deel van de kinderen heeft door de uithuisplaatsing minder gedragsproblemen en emotionele problemen. Maar op de meeste kinderen heeft de uithuisplaatsing op de korte termijn geen of juist negatieve effecten. De effecten op lange termijn zijn minder vaak onderzocht. Maar het lijkt dat deze ongunstiger zijn dan die voor de korte termijn.

Leeftijd speelt een rol

Hoe jonger een kind uit huis geplaatst wordt, hoe positiever het effect. Dit blijkt uit een aantal studies. Dit kan komen doordat een jonger kind minder negatieve ervaringen heeft dan iemand die ouder is en daardoor een langere voorgeschiedenis heeft met ervaringen.

Verslechtering mogelijk als het kind zelf geen problemen had

Soms worden kinderen uit huis geplaatst zonder dat ze zelf ernstige problemen hebben. Bijvoorbeeld omdat hun ouders vanwege hun eigen problemen niet goed voor hen konden zorgen. Een Nederlandse studie laat zien dat het psychosociaal functioneren van deze kinderen vaak verslechterde door de uithuisplaatsing. De uithuisplaatsing kan dan juist traumatiserend zijn.

Crisisplaatsingen zijn traumatiserend

Het uit elkaar halen van een gezin in een geëscaleerde situatie kan een flinke schadelijke bijwerking hebben. Waarschijnlijk komt dat omdat er in een crisissituatie vaak te weinig tijd is om met het gezin te praten over wat er aan de hand is. En welke oplossingen mogelijk zijn. Ook kunnen kinderen zich niet goed voorbereiden op een crisisplaatsing. Zo kunnen ze soms geen afscheid nemen van hun ouders. Bovendien kan de betrokkenheid van de politie extra traumatiserend zijn.

Pleegzorg waarschijnlijk beter dan residentiële zorg

Uit een paar studies blijkt dat vooral jonge kinderen meer profiteren van een pleegzorgplaatsing dan van een residentiële plaatsing. De kleinschalige gezinssetting biedt meer mogelijkheden voor hechting en een individuele benadering. Bovendien lijkt pleegzorg binnen de eigen familie beter uit te pakken dan pleegzorg daarbuiten. Bij pleegzorg helpt:

  • een goede matching: het gezin past bij het kind.
  • continuïteit en stabiliteit: hoe minder overplaatsingen en onzekerheid over de toekomstige plek, hoe beter.
  • passende hulp aan de pleegouders en het kind. Bijvoorbeeld bij gedragsproblemen, trauma en hechtingsproblemen.
  • goede betrokkenheid van de biologische ouders.

Negatieve effecten residentiële zorg

Verschillende onderzoekers benadrukken de negatieve effecten van residentiële zorg. Bijvoorbeeld omdat kinderen met ernstige problemen negatief gedrag leren van elkaar. Studies in de JeugdzorgPlus laten zien dat jongeren niet altijd de juiste behandeling en scholing krijgen. Ook lijden ze soms als ze afgezonderd worden. Een indringend beeld daarvan geeft de documentaire over Jason of het verhaal van Nienke. Uit een recente enquête blijkt dat Jason en Nienke geen uitzonderingen zijn. 

Sinds 2019 wordt met het actieplan Best passende zorg voor kwetsbare jongeren gewerkt aan het veranderen van deze vorm van jeugdzorg. Steeds meer gemeenten willen het volledig afbouwen. Uit de Campagne Stop gesloten jeugdzorg blijkt de grote roep om dit versneld te doen.

Werken aan de kwaliteit van residentiële zorg

Een betere kwaliteit van de residentiële zorg lijkt de werking van uithuisplaatsing positief te kunnen beïnvloeden. Dit kan daaraan bijdragen:

  • Naast verblijf ook aandacht hebben voor een passend gezins- of groepsklimaat en goede behandeling.
  • Repressie minimaliseren en werken aan een open pedagogisch groepsklimaat.
  • Reageren op behoeften van kinderen en jongeren aan verbondenheid en autonomie.
  • Zorgen voor veiligheid en warmte in onderlinge relaties.
  • Het inzetten van een bewezen effectieve behandeling bij problematisch gedrag.
  • Samenwerken met ouders en anderen uit het eventuele netwerk.
  • Het aantal kinderen per verzorger of groepsopvoeder verlagen.
  • Trainen van de opvoeders.
  • Voorbereiden op het leven na zorg als het gaat om huisvesting, onderwijs en werk.
Foto Suzanne Bakker

Suzanne Bakker

medewerker inhoud