Hoe meet je de uitkomsten van een activiteit?

Als je een activiteit onderneemt, wil je weten wat daar de uitkomsten van zijn. Zo weet je of je het de volgende keer weer op dezelfde manier wilt aanpakken, of dat je misschien wat wilt veranderen. Het gaat om het directe resultaat voor kinderen en jongeren. Zijn bijvoorbeeld hun doelen behaald? Of vonden zij de activiteit nuttig? Op deze pagina vind je een overzicht van bestaande manieren om uitkomsten te meten die je kunt gebruiken.

Manieren om uitkomsten te meten

Uitkomsten kun je op verschillende manieren meten. Zo kun je gebruikmaken van narratieve methodes, zoals storytelling. Of van indicatoren die je uitvraagt in een gesprek of met behulp van een vragenlijst. Hieronder vind je een overzicht van indicatoren die gebruikt kunnen worden bij activiteiten in basisvoorzieningen, bij preventieve activiteiten, bij hulp in de eerste lijnen en bij activiteiten in de intensieve ondersteuning.

In basisvoorzieningen en preventieve activiteiten

In basisvoorzieningen en bij preventieve activiteiten worden steeds vaker uitkomsten gemeten. Net als bij burgerinitiatieven en vrijwilligersorganisaties. Op basis van die ervaring zijn onderstaande indicatoren geformuleerd.

Voorbeeldvragen

  1. Bereik: kent de doelgroep de activiteit? Hoeveel kinderen en jongeren nemen deel aan de activiteit? Hoe verhoudt dat aantal zich tot de totale doelgroep? 
  2. Nut: vinden de deelnemers de activiteit nuttig? 
  3. Doelrealisatie: welk doel had de activiteit? Vinden deelnemers dat het doel gehaald is? 
  4. Verbetering: hebben deelnemers suggesties voor verbetering?

Bij een individueel aanbod kun je gebruikmaken van deze vragen. Je hoeft ze niet aan iedere deelnemer te stellen, maar je kunt bijvoorbeeld jaarlijks een 'week van het meten' organiseren waarin je deelnemers bevraagt. Bij een collectieve activiteit kun je uitkomsten op andere manieren meten. Zo kun je periodiek of steekproefsgewijs in de buurt of wijk de informatie ophalen.

In basishulp en specialistische hulp

In de afgelopen jaren is er veel kennis en ervaring opgedaan met het meten van uitkomsten bij activiteiten in jeugdhulp, zowel in de basishulp als in de specialistische jeugdhulp. Zo is er voor jeugdhulpaanbieders, vertegenwoordigd door de brancheorganisaties en beroepsverenigingen, een gemeenschappelijke set van outcome-indicatoren opgesteld, in samenwerking met gemeenten en het Rijk. Deze indicatoren worden breed gedragen in het veld.

    Outcome voor jeugdhulpaanbieders

    De geharmoniseerde basisset outcome-indicatoren:

    1. Uitval of bereik
    2. Cliënttevredenheid over het nut van de hulp
    3. Doelrealisatie:
      1. De mate waarin cliënten zonder hulp verder kunnen
      2. De mate waarin er na beëindiging geen nieuwe start plaatsvindt (herhaald beroep)
        In geval van individuele, niet vrij toegankelijke jeugdhulp ook:
      3. De mate waarin problemen verminderd zijn en zelfredzaamheid of participatie is toegenomen
      4. De mate waarin overeengekomen doelen gerealiseerd zijn.

    Meer informatie over deze outcome-indicatoren:

    Geharmoniseerde outcome-setPublicatie achtergrond en uitwerking indicatorenPublicatie over benutting van outcome-indicatoren in de jeugdhulp

    Het voordeel van werken met deze basisset is dat het professionals de vrijheid geeft om te meten wat voor de individuele cliënt van nut is. Er wordt geen instrument voorgeschreven, maar je meet of de doelen van de cliënt gehaald zijn. Tegelijkertijd zijn de gegevens onderling vergelijkbaar te maken waardoor je niet alleen met je cliënt leert, maar ook samen met je collega's.

    Ook is het mogelijk om deze gegevens via de Beleidsinformatie Jeugd aan het CBS te leveren. De uitkomsten geven voor de professional, het team en de organisatie inzicht of de gekozen inzet geholpen heeft. Zo kun je met elkaar bespreken waar verbeteringen mogelijk zijn. Ook voor jeugdbescherming en de jeugdreclassering is er een basisset opgesteld.

    In het Samenwerkingsverband Effectieve Jeugdhulp Nederland (SEJN) werken jeugdhulpinstellingen met elkaar samen aan de effectiviteit van jeugdhulp. In de Lerende Databank Jeugd (LDJ) brengen de jeugdhulpinstellingen gegevens over doelgroep, aanpak en uitkomsten van jeugdhulp samen. De organisaties bespreken die resultaten met elkaar. Zo leren ze van elkaar en weten ze hoe ze de hulp verder kunnen verbeteren. SEIN maakte een video over hoe dat werkt.

    Outcome voor jeugdbescherming en jeugdreclassering

    In samenwerking met het veld zijn onderstaande indicatoren geformuleerd:

    1. Verloop van het traject
    2. Cliëntervaring
    3. Doelrealisatie:
      1. Afname ontwikkelingsbedreiging (alleen voor jeugdbescherming)
      2. Afname dynamische criminogene factoren (alleen voor jeugdreclassering)
      3. Herhaald beroep

    Meer informatie

    Bovenstaande outcome-indicatoren zijn onlosmakelijk verbonden met de context waarin de maatregel uitgevoerd kan worden (proces) en het gesprek dat je met elkaar voert over de outcome en de context. Outcome, context en het gesprek erover hebben alle drie evenveel aandacht nodig om te komen tot een lerende praktijk binnen de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. Daarom zijn er naast de outcome-indicatoren ook richtlijnen voor het voeren van het gesprek beschreven. Daarnaast zijn de belangrijkste procesindicatoren voor outcome bij jeugdbescherming en jeugdreclassering benoemd.

    Afke Donker

    Dr. Afke Donker

    senior medewerker monitoring en sturingsinformatie