In de Jeugdwet is vastgelegd dat gemeenten benoemen welke outcome-indicatoren voor jeugdhulp ze hanteren. Dat kan lastig zijn voor jeugdhulpaanbieders die voor meerdere gemeenten werken. Als elke gemeente een eigen set indicatoren bedenkt, vraagt dat van jeugdhulpaanbieders veel extra administratie. Bovendien verzamelen zij zelf al veel informatie over de uitkomsten van hun hulp, die gemeenten kunnen gebruiken.
Vandaar dat de VNG en de brancheorganisaties met steun van het Nederlands Jeugdinstituut een geharmoniseerde set outcome-indicatoren hebben vastgesteld. Die geharmoniseerde set sluit enerzijds aan bij de praktijk in de 'oude' jeugd-ggz, jeugd- en opvoedhulp en lvb-zorg, en past anderzijds goed bij de nieuwe invulling en ambities van het jeugdstelsel.
Geharmoniseerde set outcome-indicatoren
De geharmoniseerde set is:
- Uitval of bereik
- Cliënttevredenheid (over het nut van de hulp)
- Doelrealisatie:
3.1 De mate waarin cliënten zonder hulp verder kunnen
3.2 De mate waarin er na beëindiging geen nieuwe start plaatsvindt (herhaald beroep)
In geval van individuele, niet vrij toegankelijke jeugdhulp ook:
3.3 De mate waarin problemen verminderd zijn en zelfredzaamheid of participatie is toegenomen
3.4 De mate waarin overeengekomen doelen gerealiseerd zijn.
Meer informatie
- De precieze uitwerking van deze indicatoren vind je in de publicatie Harmonisatie outcome in jeugdhulp, jeugdgezondheidszorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering – nadere uitwerking.
- Outcomecriteria in de Jeugdwet: artikel 2.2, lid 2.c
- In de publicatie Outcome-indicatoren in de jeugdhulp. Inventarisatie van het gebruik door jeugdhulpaanbieders en gemeenten lees je hoe het ruim een jaar na de invoering van de basisset outcome-indicatoren gesteld was met de implementatie en benutting van de indicatoren.
- Informatie over het aanleveren van de geharmoniseerde outcome-indicatoren aan het CBS.
