Pleeggrootouder word je niet, dat overkomt je

Isa, de dochter van Ellen, had als jongvolwassene een veelbelovende toekomst voor zich. Kort na haar afstuderen belandde ze op haar 23e in een psychose. Toen ze later tijdens een verblijf in Egypte zwanger werd, besloten Ellen en haar man haar te helpen. Wat begon als tijdelijke steun, veranderde in een blijvende zorgrol. Als pleeggrootouders werden ze niet alleen opa en oma, maar ook opvoeders.

We hadden behoefte aan iemand die naast ons kwam staan.

Een leven op zijn kop

'Isa was een turbulent kind', vertelt Ellen. 'Toen ze begin twintig was, kreeg ze te maken met psychoses, waanideeën en periodes van herstel door medicatie.'  Toen ze in het buitenland zwanger raakte, haalden Ellen en haar man Walter haar en kleindochter Olivia met moeite naar Nederland. Ze vroegen om hulp en een tijdelijke opname voor Isa, terwijl zij voor Olivia zouden zorgen, maar raakten verstrikt in instanties, formulieren en rechtszaken.

'Toen zaten we ineens met Veilig Thuis, politie, huisarts, de Raad voor de Kinderbescherming, jeugdbescherming, pleegzorg en GGZ aan tafel. Plotseling moesten wij aantonen dat onze kleindochter gevaar liep. Terwijl iedereen wist dat onze dochter ziek is.'

Tot het echt misgaat

Pas toen Isa tijdens een psychose agressief werd en Ellen verwondde, werd Isa opgenomen in de GGZ en Olivia officieel uithuisgeplaatst bij haar grootouders. De situatie werd nu uiterst serieus genomen, maar het systeem stroperig, volgens Ellen. 'We werden officieel aangemeld als pleeggrootouders en na een uitgebreide screening vroeg de pleegzorgorganisatie: "Wat is jullie hulpvraag?" Toen wij zeiden dat we die niet echt hadden, werd meteen gezegd: "Dan zijn jullie mantelzorgers." En daar bleef het bij.'

Ellen benadrukt hoe belangrijk het is dat professionals doorvragen. 'Wij dachten dat we geen hulpvraag hadden, maar eigenlijk zaten we vol vragen, we wisten alleen nog niet hoe we die moesten stellen.'

De stap naar netwerkpleegzorg

Daarna bleef het stil. 'Terwijl wij met een peuter in huis zaten en een dochter in de kliniek, zonder te weten wat er van ons verwacht werd.' Uiteindelijk stapte Ellen zelf naar de leiding van de pleegzorgorganisatie. 'Ik zei dat er wel degelijk een hulpvraag was: "Hoe moet het verder? Hoe moeten wij ons opstellen naar onze dochter, nu haar kind bij ons in huis is geplaatst? Welke ondersteuning kunnen jullie bieden?"' Kort daarna kregen ze de formele status van pleeggrootouder. Dat was belangrijk voor de begeleiding én om te voorkomen dat hun dochter haar kind zomaar kon meenemen. 'Dat gaf rust.'

Van oma naar opvoeder

Toen Olivia bij hen kwam wonen, veranderde alles. 'Je denkt: ik help tijdelijk, tot het beter gaat met mijn dochter. Maar dat moment kwam niet. Langzaam verschuif je van oma naar opvoeder, zonder dat je dat echt doorhebt.'

Die rol voelde onnatuurlijk. 'In het begin dacht ik: ik ben mede-opvoeder, ik vul aan wat mijn dochter niet kan. Maar al snel bleek: ik bén gewoon de opvoeder. Ik zorgde dat ze naar school ging, dat haar gymkleren gewassen waren, dat ze structuur kreeg. Dat doe je met liefde, maar het schuurt, want je dochter blijft ook moeder.'

De spagaat tussen kind en kleinkind

Die spagaat noemt Ellen de moeilijkste kant van netwerkpleegzorg. 'Je weet dat je dochter ziek is en hulp nodig heeft, maar je moet ook je kleindochter beschermen. Dat is heel moeilijk. Je zit er precies tussenin.' De relatie met Olivia kreeg daardoor ook een andere lading. 'Je hebt naar haar ineens een opvoedende rol, terwijl je dat bij je andere kleinkinderen niet hebt. Ze heeft geen normale ouders, en geen normale grootouders. Dat vind ik heel jammer voor haar.'

Opvoedafspraken maken met Isa was onmogelijk. 'Met iemand die lijdt aan psychoses, kun je geen afspraken maken. Je probeert mee te bewegen, de vrede te bewaren.' Isa verweet Ellen soms dat ze "haar kind had afgepakt." 'Als ik iets kritisch zei, liep het meteen mis. Dus dan doe je wat nodig is om rust te bewaren, voor Olivia. Er kwam wel eens in de drie weken, of eens per maand, een pleegzorgmedewerker langs, maar die had geen oplossing voor de problematische positie die je als oma hebt, tussen je kind en kleinkind.'

Opnieuw angst en onzekerheid

Na een half jaar opname leek er eindelijk rust te komen. Isa kreeg medicatie, woonruimte en deed vrijwilligerswerk. Het contact met Olivia werd voorzichtig hersteld. Maar toen ze de medicatie niet langer verplicht kreeg, ging het mis. 'Ze stopte ermee, verdween met Olivia naar Frankrijk, en pas na tussenkomst van de rechtbank kwam Olivia weer bij ons thuis.'

Een kwetsbaar systeem

Volgens Ellen liet dit zien hoe kwetsbaar het systeem is als instanties langs elkaar heen werken. 'GGZ, pleegzorg en jeugdbescherming wisten niet van elkaar wat er speelde. Als niemand het overzicht heeft, raakt de moeder uit beeld, met gevolgen voor het kind.'

Ook na Olivia's terugkeer bleef de onrust. 'Een gezinsvoogd kreeg zeggenschap over alles, van school tot vakanties. Toen Isa zich niet aan afspraken hield, werd de toon steeds strenger. Er was weinig begrip voor het feit dat wij óók ouders zijn van een ziek volwassen kind, met verdriet om haar zo te zien. Die menselijkheid miste ik vaak; het ging vooral over regels en afspraken naleven.'

Behoefte aan iemand die naast het gezin staat

'Wij hadden niets in te brengen bij besluiten over ons eigen gezin. De hiërarchie en afstand in het systeem maken dat je je klein voelt.' De aandacht ging volgens Ellen vooral naar doelen en protocollen, niet naar het gezin. 'Waar we behoefte aan hadden, was iemand die naast ons kwam staan en vroeg wat we nodig hadden. Iemand die oog had voor de emotionele kant van netwerkpleegzorg, die begreep wat trauma en loyaliteit doen met een kind dat haar moeder mist, en met grootouders die hun eigen kind niet willen afvallen.

Volgens Ellen wordt er te weinig stilgestaan bij wat netwerkpleegzorg betekent voor een kind. 'Olivia groeit op bij haar opa en oma, en dat is niet hetzelfde als bij je ouders. Ze ziet dat haar neefjes en nichtjes écht kleinkinderen zijn, terwijl zij bij ons ook wordt opgevoed. Dat doet iets met je zelfbeeld, je identiteit. Je voelt je anders.'

Ruimte voor de mens achter de casus

Ellen heeft alle begrip voor hulpverleners. 'Ze doen echt hun best, maar alles is verdeeld over eilandjes: GGZ, jeugdbescherming, pleegzorg, raad van kinderbescherming. Iedereen kijkt naar zijn eigen stukje, niemand naar het geheel. En wij, de pleeggrootouders, hebben nauwelijks iets te zeggen over beslissingen die ons direct raken. Dat voelt onveilig.'

'Pleeggrootouder zijn is niet iets wat je kiest. Het overkomt je. En dan moet je overeind blijven in een wereld van instanties, protocollen en vergaderingen. Wat ik hoop, is dat professionals zich realiseren dat achter elke casus een familie zit die wil meedenken, meewerken en meezorgen. Daar moet veel meer ruimte voor zijn.'

Wat hebben pleeggrootouders nodig?

Een coördinator die alle partijen verbindt

Er is behoefte aan één vaste coördinator die het gezin en het kind goed kent en de lijnen tussen de betrokken partijen verbindt. Iemand die overzicht houdt, meegroeit met het gezin en zorgt dat hulpverlening, GGZ, jeugdbescherming en pleegzorg niet langs elkaar heen werken. Zo blijft de ondersteuning op elkaar afgestemd, ook wanneer het kind ouder wordt of de situatie verandert.

Aandacht voor trauma en loyaliteit

Bij netwerkpleegzorg spelen diepe loyaliteitsbanden en oude pijn mee. Het kind heeft vaak traumatische ervaringen, en ook ouders en grootouders dragen hun eigen zorgen en verliezen met zich mee. Begeleiding zou daarom niet alleen praktisch moeten zijn, maar ook aandacht moeten geven aan gevoelens van angst, schuld, machteloosheid en verdriet. Professionele ondersteuning bij trauma en loyaliteit helpt om relaties binnen de familie hanteerbaar te houden. Een pleegzorgorganisatie zou dat moeten kunnen faciliteren bijvoorbeeld door een deskundige psycholoog.

Een stem voor het kind

Kinderen in de (netwerk)pleegzorg verdienen een eigen stem in beslissingen die hen raken. Omdat zij vaak loyaal zijn aan zowel hun ouders als hun netwerkpleegouders, is het extra belangrijk dat ze zich vrij voelen om te zeggen wat ze denken en voelen. Regelmatig, en op een passende manier, met het kind in gesprek gaan over wat er gebeurt, kan helpen om vertrouwen te behouden en de band met familieleden veilig te houden.

Specifieke begeleiding netwerkpleegouders

Netwerkpleegouders, zoals grootouders, ooms, tantes, vrienden of buren, stappen niet vrijwillig in een pleegzorgtraject. Ze doen dat uit nood en liefde, vaak midden in een crisis. Dat vraagt om begeleiding die rekening houdt met hun bijzondere positie: ze zijn tegelijk familielid of bekende, en opvoeder. Die dubbele rol brengt spanningen, grenzen en loyaliteitsconflicten met zich mee.  

Veiligheid door betrokkenheid

Veel (netwerk)pleegouders ervaren onveiligheid doordat besluiten over hun gezin buiten hen om worden genomen. Betrek het gezin en belangrijke anderen actief bij alle beslissingen en afspraken. Dat zorgt voor een gelijkwaardige samenwerking, hulp die beter aansluit en meer vertrouwen.

Meer menselijkheid in de hulpverlening

Echte samenwerking ontstaat wanneer professionals niet alleen naar doelen en protocollen kijken, maar naar de mensen achter het dossier. Familieleden kennen het kind en de situatie van binnenuit. Professionals weten hoe het systeem werkt. Door die kennis te verbinden, open te overleggen en echt te luisteren naar wat gebeurtenissen met mensen doen, kunnen beslissingen beter uitpakken voor het kind en groeit het vertrouwen.

Ellens verhaal is uitgebreider te lezen in de roman 'Een mantel vol liefde – En dan ben je pleeggrootouder' van Lia Vogel.

foto Martine Broere

Martine Broere

senior inhoudsdeskundige Vakmanschap en professionalisering
m.broere [at] nji.nl