Cijfers over pesten: daders

Daders van pesten in het primair en voortgezet onderwijs 

Primair onderwijs

In het schooljaar 2020-2021 zegt vier procent van de leerlingen in de bovenbouw (groep 6,7,8) van het primair onderwijs zelf te pesten. Van deze leerlingen zegt 8 procent heel vaak te pesten en 35 procent zegt soms te pesten. In bijna de helft (48 procent) van de gevallen wordt er mondeling gepest, zoals uitschelden, roddelen, beledigende grapjes maken en bijnamen gebruiken. In 30 procent van de gevallen is het pesten lichamelijk, zoals duwen, stompen, schoppen of slaan. Bij 9 procent van de gevallen gaat het om digitaal pesten.

Behalve vragen over pestgedrag is ook aan leerlingen in het primair onderwijs is gevraagd of zij zich schuldig hebben gemaakt aan 'vervelende dingen' richting anderen. Uit de cijfers blijkt 5 procent (waarvan 2 procent vaak) andere kinderen heeft uitgescholden tijdens de les. Andere incidenten waar leerlingen zich schuldig aan maken zijn: kinderen expres pijn doen (4 procent, waarvan 2 procent vaak), kinderen buiten sluiten (4 procent, waarvan 2 procent vaak) of bang maken (3 procent, waarvan 1 procent vaak).

Voortgezet onderwijs

Van de ondervraagde scholieren in het voortgezet onderwijs zegt 6 procent in het schooljaar 2020-2021 weleens iemand gepest te hebben: drie procent doet dat soms (minder dan 1 keer per maand) en de andere drie procent doet dat (zeer) vaak (1 keer per maand tot dagelijks). In de meeste gevallen pesten zij medeleerlingen (31 procent). Daarnaast zijn ook familieleden van leerlingen (13 procent), docenten (12 procent) en ander personeel van school (12 procent) slachtoffer van pesten.

Verbaal pesten komt met 25 procent het meeste voor. Het gaat dan om bijvoorbeeld uitschelden, uitlachen of beledigen. 14 procent van de daders zegt digitaal te pesten. Dat wil zeggen via telefoon, pc of internet.

Wanneer gevraagd wordt naar de reden van het pesten zeggen daders dat ze andere leerlingen pesten vanwege hun gedrag (49 procent), hun uiterlijk (22 procent) of omdat ze een kick krijgen van het pesten (17 procent). In twaalf procent van de gevallen pesten zij iemand vanwege de seksuele geaardheid van het slachtoffer en negen procent van de daders zegt iemand te hebben gepest omdat deze transgender is. Drie van de tien leerlingen (31 procent) zeggen te pesten vanwege een andere reden.

Zij zeggen te pesten:

  • gewoon vanwege de grap, er niet echt een reden voor is en het meer plagerijen zijn
  • omdat ze zelf ook gepest worden, vroeger zelf zijn gepest of ze pesten een leerling omdat die pest
  • omdat het pesten voortkomt uit irritaties die de ander opwekt

Deze gegevens zijn afkomstig uit de Veiligheidsmonitor, waarin scholieren en docenten in het primair- en voortgezet onderwijs bevraagd zijn over hun veiligheidsbeleving op school (van den Broek e.a. 2022).

Daders van pesten onder scholieren van 12-16 jaar

In het HBSC-onderzoek uit 2021 zijn ook leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs gevraagd naar pestgedrag. In onderzoeken naar pesten en gepest worden, wordt aan kinderen en jongeren zelf gevraagd wat hun ervaringen hiermee zijn. Doordat elk onderzoek het begrip 'pesten' anders definieert, is het moeilijk om de resultaten onderling te vergelijken.

Sinds 2001 is het percentage daders van pesten aanzienlijk afgenomen. Dit geldt zowel in het basis- als voortgezet onderwijs. In 2001 zei 7,4 procent van de leerlingen in groep 8 van de basisschool vaak (minstens twee keer per maand) anderen te pesten. In 2021 ging het om 1,8 procent.

In het voortgezet onderwijs komt pesten vaker voor maar ook daar is er sinds 2001 sprake van een aanzienlijke daling. In 2001 zei 11,3 procent van de leerlingen vaak te pesten. In 2021 gaat het om 3,1 procent.

Onder jongens komt pestgedrag meer voor dan onder meisjes. In het basisonderwijs gaat het om respectievelijk 2,4 procent en 1.3 procent. Dit verschil is echter niet significant. In het voortgezet onderwijs is het verschil groter en wel significant. Daar gaat het om respectievelijk 3,7 procent en 1,9 procent van de jongens en meisjes die aangeven minstens twee keer per maand iemand te pesten.

Online pesten

In het HBSC-onderzoek is aan leerlingen van groep 8 basisonderwijs en leerlingen in het voortgezet onderwijs gevraagd of ze zich schuldig maken aan online pesten. Het gaat daarbij om het sturen van gemene tekstberichten, het belachelijk maken van iemand op een website of het zonder toestemming plaatsen van een jongere waar die jongere stom of belachelijk op stond.

Het percentage daders van online pesten is sinds 2017 in 2021 wel significant toegenomen. In het basisonderwijs is er een stijging van 0,4 procent naar 1,2 procent van de leerlingen die zegt vaak online te pesten. In het voortgezet onderwijs gaat het om 1,7 procent van de leerlingen in 2017 en 3,2 procent in 2021.

Wat online pesten betreft is er in het basisonderwijs geen verschil tussen jongens en meisjes. In beide groepen gaat het om 1,2 procent. In het voortgezet onderwijs ligt dit anders. 4,3 procent van de jongens en 1,7 procent van de meisjes zegt  vaak online te pesten (Boer e.a., 2022).

Bekijk de pagina Pesten: slachtoffers voor cijfers over het aantal jongeren dat wordt gepest.

Verschil leerlingen met en zonder migratieachtergrond

In 2021 zeggen leerlingen in het voortgezet onderwijs met een migratieachtergrond vaker dader te zijn van  pesten dan leerlingen die geen migratieachtergrond hebben. 4,6 procent van de leerlingen met een migratieachtergrond zeggen vaak te pesten. Onder leerlingen zonder migratieachtergrond gaat het om 2,3 procent. Het verschil is significant. In het basisonderwijs zijn de verschillen tussen beide groepen niet significant. Daar zegt 2,2 procent van de leerlingen met een migratieachtergrond vaak te pesten. Onder leerlingen zonder migratieachtergrond gaat het om 1,7 procent.

Ook voor wat betreft online pesten is er in het voortgezet onderwijs een significant verschil tussen leerlingen met- en zonder migratieachtergrond. Daar zegt 5,3 procent van de leerlingen met een migratieachtergrond vaak online te pesten. Onder leerlingen zonder migratieachtergrond gaat het om 2,3 procent. In het basisonderwijs komt online pesten minder vaak voor en zijn de verschillen tussen leerlingen met- en zonder migratieachtergrond niet significant. 1,7 procent van de leerlingen met een migratieachtergrond maakt zich schuldig aan online pesten. Onder leerlingen zonder migratieachtergrond gaat het om 1 procent.

Deze gegevens zijn afkomstig uit het HBSC-onderzoek (Boer e.a., 2022).

Bekijk de pagina Pesten: slachtoffers voor cijfers over het aantal jongeren dat wordt gepest.

Definitie

Pesten is een stelselmatige vorm van agressie waarbij één of meer personen proberen een andere persoon fysiek, verbaal of psychologisch schade toe te brengen. Bij pesten is de macht ongelijk verdeeld. Relatief nieuwe manieren van pesten zijn het digitaal en mobiel pesten. Kinderen of jongeren gebruiken dan het internet, bijvoorbeeld pesten via het chatten, of pesten elkaar door vervelende berichten via de mobiele telefoon te sturen.

Meer informatie

Pesten

Deniz Ince

Drs. Deniz Ince

medewerker inhoud