'Sturing bepalend voor succes transformatie'

De manier waarop gemeenten sturing geven aan de transformatie van jeugdhulp is bepalend voor het succes van die transformatie. Met adequate sturing kunnen veel gemeenten meer bereiken dan ze nu doen. Dat stelt Beatrijs Jansen op basis van onderzoek waarop ze op 17 juni promoveerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Jansen onderzocht hoe vijf gemeenten sturen en hoe achttien aanbieders van gespecialiseerde jeugd-ggz daarop reageren. Gemeenten hebben drie manieren om te sturen, zegt ze: hiërarchische sturing, marktsturing en netwerksturing. Bij hiërarchische sturing is de gemeente de baas. Via onder meer de verdeling van het budget en toezicht bepaalt ze welke zorg beschikbaar is. Bij marktsturing is marktwerking bepalend voor het aanbod. Aanbieders bepalen tegen welke prijs zij welke zorg aanbieden; de gemeente kiest met welke aanbieders zij een contract afsluit. Bij netwerksturing stelt de gemeente zich op als partner. In goed overleg bepalen gemeente en aanbieders welke zorg beschikbaar moet zijn.

Goede mix

Gemeenten gebruiken vaak meerdere manieren om te sturen. De gemeente met de codenaam 'Rijn' in het onderzoek heeft volgens Jansen de meest adequate sturing, met een goede mix van de drie sturingsmechanismen. Door netwerksturing zorgde de gemeente voor voldoende draagvlak voor het nieuwe zorgstelsel. Ze gebruikte hiërarchische sturing om aanbieders te dwingen volgens de nieuwe systematiek te werken. Via marktwerking stimuleerde de gemeente dat proces. Door die mix was de transformatie voor de aanbieders uitvoerbaar. Ze kregen voldoende, maar niet te veel ruimte en er was geen onzekerheid over de sturing.

Complexiteit van jeugdhulp

Gemeenten kunnen meer grip krijgen op de sturing als ze zich bewust zijn van de complexiteit van jeugdhulp – iets wat veel gemeenten volgens Jansen in het begin van de transformatie hebben onderschat. Gemeenten hebben bijvoorbeeld weinig rekening gehouden met de soms goede redenen waarom een aanbieder zich niet wil laten sturen. Zo'n reden kan bijvoorbeeld zijn dat de gemeente volgens de aanbieder verkeerde keuzes maakt in haar beleid.

Koersvastheid

Gemeenten moeten bereid zijn te balanceren, denkt Jansen. Koersvastheid en consistentie zijn nodig om nieuw beleid de tijd te geven om zich te bewijzen, en om voor aanbieders een betrouwbare partner te zijn. Maar te strak vasthouden aan een ingeslagen weg kan ertoe leiden dat problemen niet opgelost worden.

Het extra budget voor jeugdhulp dat het rijk vorig jaar beschikbaar stelde is een kans voor gemeenten om weer met aanbieders in gesprek te gaan over de toekomst van de jeugdhulp, zegt Jansen. Dat gebeurde volgens haar de afgelopen jaren te weinig.

Goed partnerschap

Volgens Rutger Hageraats van het Nederlands Jeugdinstituut laat het onderzoek van Jansen zien hoe belangrijk het is dat gemeenten en jeugdhulpaanbieders een gezamenlijke visie hebben op het doel van de transformatie. 'Die transformatie is een complex proces. De wijze van sturing is niet allesbepalend, maar heeft invloed op het bereiken van resultaten. Ook laat het onderzoek zien dat niet alle zorgaanbieders zich even makkelijk laten sturen. Goed partnerschap en onderling vertrouwen kunnen dan het verschil maken.'

Bron: Erasmus Universiteit Rotterdam

Bericht Erasmus Universiteit RotterdamInterview met Beatrijs Jansen in Binnenlands Bestuur