A405: Problematisch gebruik van overige middelen

Deze problemen zijn in het classificatiesysteem CAP-J onderdeel van:

  • As A: Psychosociaal functioneren jeugdige
  • A400: Gebruik van middelen/verslaving

Kenmerken

Bij deze problematiek is er sprake van middelengebruik op een zodanige manier dat hierdoor lichamelijke, psychische of sociale problemen ontstaan bij een jeugdige, of op een zodanige manier dat maatschappelijke overlast ontstaat. Het gebruik is niet leeftijdsadequaat, maar moet ook niet verward worden met een stoornis in het gebruik van middelen. In de DSM 5 wordt verslaving 'een stoornis in het gebruik van middelen' genoemd. Om vast te stellen of daar sprake van is, zijn er elf kenmerken opgesteld:

  1. vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was
  2. mislukte pogingen om te minderen of te stoppen
  3. gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd
  4. sterk verlangen om te gebruiken
  5. door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis
  6. blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt op het relationele vlak
  7. door gebruik opgeven van hobby's, sociale activiteiten of werk
  8. voortdurend gebruik, zelfs wanneer de betrokkene daardoor in gevaar komt
  9. voortdurend gebruik ondanks weet hebben dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich mee brengt of verergert
  10. grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen oftewel tolerantie
  11. het optreden van onthoudingsverschijnselen, die minder hevig worden door meer van de stof te gebruiken.

Het problematisch gebruik van middelen komt onder meer tot uiting door:

  • spijbelen
  • stemmingswisselingen
  • liegen
  • onttrekken aan sportactiviteiten
  • ontlopen van niet-gebruikende vrienden
  • 'blind spots' (ofwel periodes waarin ouders niet weten wat de jeugdige doet of waar hij is)
  • maken van schulden ten behoeve van het middelengebruik
  • ontwenningsverschijnselen
  • slaapproblemen
  • teruglopende schoolprestaties
  • in aanraking komen met de politie
  • crimineel gedrag en gezondheidsproblemen (zoals verminderd gewicht).

Bij misbruik en dwangmatig gebruik is daarnaast vaak sprake van het volgende:

  • Het middel neemt een centrale plaats in het leven van de jeugdige in en verstoort de leeftijdsadequate ontwikkelingstaken (school, invulling vrije tijd, alledaagse levensverrichtingen).
  • De jeugdige heeft onvoldoende invloed op de hoeveelheid en de frequentie van het gebruik.
  • Belangrijke volwassenen en leeftijdsgenoten hebben onvoldoende remmende invloed op de gebruikende jeugdige.
  • De jeugdige liegt en bedriegt omdat hij bang is voor de waarheid of omdat hij zich schaamt voor wat hij heeft gedaan. Ook zal hij vaker liegen om geld als het gebruik duurder wordt. Na verloop van tijd wordt dit liegen een patroon waar de jeugdige moeilijk uitkomt. Liegen en bedriegen als vorm van overleven wordt ook wel het junkiesyndroom genoemd.
  • De jeugdige is steeds meer op zichzelf gericht en houdt minder rekening met anderen.

Subtypes en/of specificaties

GHB

GHB heeft een verdovende werking en geeft een ontspannend gevoel. Het gebruik van GHB heeft een sterke lichamelijk en psychische afhankelijkheid tot gevolg. De lichamelijke ontwenningsverschijnselen bij langdurig gebruik kunnen zeer ernstig zijn. Er wordt dan ook aangeraden om contact op te nemen met de huisarts wanneer men wil stoppen.

De belangrijkste risico's van het gebruik van GHB zijn:

  • bewustzijnsverlies
  • kwetsbaarheid, vervagende grenzen, soms buiten bewustzijn raken; hierdoor kan de jeugdige dingen doen die hij eigenlijk niet wil doen en anderen kunnen hier misbruik van maken
  • hersenschade bij langdurig gebruik.

Synthetische of natuurlijke stoffen die hallucinaties opwekken

Onder deze stoffen vallen bijvoorbeeld lsd, paddo's en truffels. De effecten en risico's van deze drugs zijn verschillend, maar komen deels ook overeen. De belangrijkste risico's zijn:

  • overdosering; een overdosering van xtc is zeer gevaarlijk en kan de dood tot gevolg hebben
  • bad trip of flippen
  • depressieve gevoelens, tijdens en na gebruik
  • hersenbeschadiging, oververhitting, uitdroging, psychoses en slaapstoornissen (met name risico van xtc-gebruik).

Culturele, leeftijds- en seksespecifieke kenmerken en verloop

Met betrekking tot het problematisch gebruik van middelen is relevant dat:

  • jeugdigen met een islamitische achtergrond minder alcohol en drugs gebruiken (Gunning, 2005; Slot, 2004)
  • jeugdigen met ADHD eerder geneigd zijn tot problematisch gebruik en beginnen er ook eerder mee in vergelijking met hun leeftijdsgenoten. Zij vormen een kwetsbare groep. ADHD vergroot de kans op verslaving (Gunning, 2005)
  • agressief gedrag op de kinderleeftijd de kans op (problematisch) middelengebruik verhoogt (Slot, 2004)
  • er een significante relatie is tussen depressiviteit tijdens het laatste jaar op de basisschool / het begin van de adolescentie en drugsgebruik (cannabis) (Heuves, 2006; Slot, 2004)
  • problematisch gebruik van middelen, voornamelijk bij jongeren met een licht verstandelijke beperking, tot een eerste psychose kan leiden (Noorlander, 2001).

Gebruik van middelen komt het meest voor bij jongeren vanaf 14 jaar. Bij deze jongeren is sprake van geregeld recreatief gebruik. Het problematisch gebruik van middelen, zoals beschreven bij kenmerken, kan leiden tot misbruik van de middelen (Gunning, 2005; Heuves, 2006). Het misbruik kan ertoe leiden dat de jongere afhankelijk wordt van het middel en ontwenningsverschijnselen vertoont. Dit kan uiteindelijk leiden tot dwangmatig gebruik of verslaving (Heuves, 2006).