A401: Problematisch gebruik van alcohol

Deze problemen zijn in het classificatiesysteem CAP-J onderdeel van:

  • As A: Psychosociaal functioneren jeugdige
  • A400: Gebruik van middelen/verslaving

Kenmerken

Bij deze problematiek is er sprake van het gebruik van alcohol op een zodanige manier dat hierdoor lichamelijke, psychische of sociale problemen ontstaan bij een jeugdige, of op een zodanige manier dat maatschappelijke overlast ontstaat. Het gebruik is niet leeftijdsadequaat, maar moet ook niet verward worden met een stoornis in het gebruik van middelen. Wanneer bijvoorbeeld een 13-jarige ieder weekend (te veel) bier drinkt kan dit als problematisch beschouwd worden. Dit hoeft niet het geval te zijn voor een 18-jarige. In de DSM 5 wordt verslaving 'een stoornis in het gebruik van middelen' genoemd. Om vast te stellen of daar sprake van is, zijn er elf kenmerken opgesteld:

  1. vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was
  2. mislukte pogingen om te minderen of te stoppen
  3. gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd
  4. sterk verlangen om te gebruiken
  5. door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis
  6. blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt op het relationele vlak
  7. door gebruik opgeven van hobby's, sociale activiteiten of werk
  8. voortdurend gebruik, zelfs wanneer de betrokkene daardoor in gevaar komt
  9. voortdurend gebruik ondanks weet hebben dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich meebrengt of verergert
  10. grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen oftewel tolerantie
  11. het optreden van onthoudingsverschijnselen, die minder hevig worden door meer van de stof te gebruiken.

Het problematisch gebruik van alcohol komt onder meer tot uiting door:

  • spijbelen
  • stemmingswisselingen
  • verhoogde prikkelbaarheid
  • controleverlies (motorisch of cognitief)
  • liegen
  • onttrekken aan sportactiviteiten
  • ontlopen van niet-gebruikende vrienden
  • 'blind spots' (ofwel periodes waarin ouders niet weten wat de jeugdige doet of waar hij is)
  • maken van schulden ten behoeve van het alcoholgebruik
  • ontwenningsverschijnselen
  • teruglopende schoolprestaties
  • in aanraking komen met de politie
  • crimineel gedrag en gezondheidsproblemen (zoals verminderd gewicht).

Bij misbruik en dwangmatig gebruik is daarnaast vaak sprake van het volgende:

  • Alcohol neemt een centrale plaats in het leven van de jeugdige in en verstoort de leeftijdsadequate ontwikkelingstaken (school, invulling vrije tijd, alledaagse levensverrichtingen).
  • De jeugdige heeft onvoldoende invloed op de hoeveelheid en de frequentie van het gebruik.
  • Belangrijke volwassenen en leeftijdsgenoten hebben onvoldoende remmende invloed op de gebruikende jeugdige.
  • De jeugdige liegt en bedriegt omdat hij bang is voor de waarheid of omdat hij zich schaamt voor wat hij heeft gedaan. Ook zal hij vaker liegen om geld als het gebruik duurder wordt. Na verloop van tijd wordt dit liegen een patroon waar de jeugdige moeilijk uitkomt. Liegen en bedriegen als vorm van overleven wordt ook wel het junkiesyndroom genoemd.
  • De jeugdige is steeds meer op zichzelf gericht en houdt minder rekening met anderen.

Culturele, leeftijds- en seksespecifieke kenmerken en verloop

Met betrekking tot problematisch gebruik van alcohol is relevant dat:

  • jeugdigen met een islamitische achtergrond minder alcohol en drugs gebruiken (Gunning, 2005; Slot, 2004)
  • jeugdigen met ADHD eerder geneigd zijn tot problematisch gebruik en beginnen er ook eerder mee in vergelijking met hun leeftijdsgenoten. Zij vormen een kwetsbare groep. ADHD vergroot de kans op verslaving (Gunning, 2005)
  • agressief gedrag op kinderleeftijd de kans op (problematisch) middelengebruik verhoogt (Slot, 2004)
  • problematisch gebruik van middelen, voornamelijk bij jongeren met een licht verstandelijke beperking, tot een eerste psychose kan leiden (Noorlander, 2001).

Gebruik van middelen komt het meest voor bij jongeren vanaf 14 jaar. Bij deze jongeren is sprake van geregeld recreatief gebruik. Het problematisch gebruik van middelen, zoals beschreven bij kenmerken, kan leiden tot misbruik van de middelen (Gunning, 2005; Heuves, 2006). Het misbruik kan ertoe leiden dat de jongere afhankelijk wordt van het middel en ontwenningsverschijnselen vertoont. Dit kan uiteindelijk leiden tot dwangmatig gebruik of verslaving (Heuves, 2006).