Pesten of sociaal onhandig?

Als kinderen onaardig doen tegen elkaar is dit niet altijd expres. Ze vinden het vaak nog moeilijk om rekening met elkaar te houden of zijn sociaal onhandig in hun reactie. Je kunt dan nog niet spreken van pesten, want het gedrag is dan niet bedoeld om de ander pijn te doen. Pas als kinderen beseffen dat hun gedrag negatieve gevolgen heeft voor een ander en het toch intentioneel inzetten om een ander pijn te doen, kun je spreken van pesten.

Sociale ontwikkeling

Kleine ruzies en onbegrip tussen kinderen zijn een normaal onderdeel van de sociale ontwikkeling. Als kinderen merken dat anderen hen niet goed begrijpen of negatief op hen reageren, leren ze dat er iets moet veranderen. Ze weten alleen niet wat ze zelf kunnen doen om onbegrip of ruzie te voorkomen.

Vooral als kinderen boos of verdrietig zijn, vinden ze het moeilijk rekening te houden met anderen. Daarom hebben ze hulp nodig om inzicht te krijgen in elkaars emoties en intenties. Ook moeten ze leren begrijpen hoe hun eigen gedrag anderen beïnvloedt en leren hoe ze op een positieve manier op anderen kunnen reageren.

Peuters en kleuters

Peuters herkennen al verschillende emoties in zichzelf en anderen, zoals boosheid, blijdschap, verdriet en angst. Maar ze begrijpen nog niet altijd waar emoties door veroorzaakt worden. Peuters en kleuters vinden het vaak nog moeilijk om het perspectief van anderen te zien. Als zij iets leuk vinden, denken ze dat de ander dat ook vindt.

Daardoor hebben ze bijvoorbeeld niet door dat ze een ander kind pijn doen. Kinderen hebben ook nog moeite om hun emoties te reguleren, waardoor  ze nog niet op een rustige manier kunnen zeggen wat ze niet leuk vinden. Kinderen kunnen dan met sterke emoties op elkaar reageren, wat tot negatieve interacties kan leiden.

Volwassenen moeten uitleg geven

Voor de sociale ontwikkeling is het daarom belangrijk dat volwassenen kinderen helpen inzicht te krijgen in elkaars intenties, emoties en de gevolgen van hun gedrag. Door uitleg te geven over wat een kind denkt, voelt en wilt en wat de invloed hiervan is op het gedrag, groeit het emotiebegrip bij kinderen. En door met elkaar te spelen, leren kinderen hoe ze rekening met elkaar kunnen houden. Ook leren ze hoe ze kunnen onderhandelen en hun wensen en emoties op sociaal gepaste wijze kunnen uiten.

Meegroeien met sociale wereld

De sociale wereld van kinderen wordt steeds groter. Hun sociaal-emotionele vaardigheden moeten meegroeien met deze complexere sociale wereld. Kinderen leren meer en complexere emoties te herkennen, zoals frustratie, zenuwachtig zijn, schaamte en trots. Ze kunnen aan steeds kleinere signalen zien wat anderen voelen en krijgen beter inzicht in de oorzaken van deze gevoelens.

Daarnaast worden ze vaardiger in het omgaan met hun eigen emoties. Als kinderen begrijpen waar emoties door veroorzaakt worden, kunnen ze anderen steeds beter helpen en steunen. Ook kunnen ze in hun eigen gedrag rekening houden met de gevolgen voor anderen, wat weer positieve gevolgen heeft voor hun sociale interacties. 

Auteur: Dr. Neeltje van den Bedem, Universiteit Leiden, NWA startimpuls NeurolabNL

  • Banerjee, R., Watling, D., & Caputi, M. (2011). Peer relations and the understanding of faux pas: Longitudinal evidence for bidirectional associations. Child Development, 82,1887–1905.
  • Denham, S. A., Blair, K. A., De Mulder, E., Levitas, J., Sawyer, K., Auerbach-Major, S., & Queenan, P. (2003). Preschool emotional competence: pathway to social competence? Child Development, 74, 238-256.
  • Dunn, J., Brown, J., & Beardsall, L. (1991). Family talk about feeling states and children's later understanding of others' emotions. Developmental Psychology, 27, 448-455.
  • Eisenberg, N., Sadovsky, A., & Spinrad, T. L. (2005). Associations of emotion-related regulation with language skills, emotion knowledge, and academic outcomes. New directions for Child and Adolescent Development, 109, 109-118.
  • Fink, E., Begeer, S., Peterson, C. C., Slaughter, V., & De Rosnay, M. (2015) Friendlessness and theory of mind: A prospective longitudinal study. British Journal of Developmental Psychology, 33, 1–17.
  • Hughes, C., & Leekam, S. (2004). What are the links between theory of mind and social relations? Review, reflections and new directions for studies of typical and atypical development. Social Development, 13, 590-619.
  • Meeuws, W. (2016). Adolescent psychosocial development: A review of longitudinal models and research. Developmental Psychology, 52, 1969–199
  • Olweus, D. (2013). School bullying: Development and some important challenges. Annual Review of Clinical Psychology, 9, 751-80.
  • Pons, F., Harris, P.L. & De Rosnay, M. (2004). Emotion comprehension between 3 and 11 years: Developmental periods and hierarchical organization. European Journal of Developmental Psychology, 1, 127-152.
  • Schaffer, H. R. (2005). Social development. Blackwell Publishing: Malden.
  • Westby, C. & Robinson, L. A. (2014). Developmental Perspective for Promoting Theory of Mind. Topics in Language Disorders, 34, 362-382.
  • Van den Bedem, N. P., Willems, D., Dockrell, J. E., Van Alphen, P. M., & Rieffe, C. (2019). Interrelation between empathy and friendship development during (pre)adolescence and the moderating effect of developmental language disorder: A longitudinal study. Social Development, 28, 599–619.
  • Von Salisch, M. & Zeman, J. L. (2017). Pathways to reciprocated friendships: A cross-lagged panel study on young adolescents' anger regulation towards friends. Journal of Youth and Adolescence, 47, 673-687.
Foto Mirella van den Burg

Mirella van den Burg, MSc

adviseur onderwijs en veiligheid