Cijfers over coronavirus: opvoeden en opgroeien

Fysieke gezondheid

Sport en beweging

In de sportdeelname-index van NOC*NSF komt naar voren dat veel kinderen en jongeren tussen maart en oktober 2020 zeiden minder vaak te sporten dan voor de coronacrisis. Onder 5-12 jarigen gaf 37 procent van de ondervraagden dit aan, onder 13-18 jarigen was dit 44 procent en onder 19-30 jarigen 46 procent. Voornamelijk vanwege het sluiten van verenigingen en het stopzetten van competities (NOC*NSF, 2020).

Ook begin 2022 leek de sportdeelname onder kinderen en jongeren lager te liggen dan voor de coronacrisis. In januari was de sportdeelname onder 5-12 jarigen 63 procent, onder 13-18 jarigen 57 procent en onder 19-30 jarigen 61 procent. In januari 2020 ging het om relatief 78, 78 en 69 procent. In juni 2022 lijkt de sportdeelname onder kinderen en jongeren weer gelijk te zijn met juni 2019. Wel ligt het percentage onder 19-30 jarigen nog iets lager, namelijk 64 om 69 procent (NOC*NSF, 2022).

Ook uit de Gezondheidsmonitor van het CBS komt naar voren dat jongeren en jongvolwassenen tijdens de coronacrisis minder zijn gaan bewegen. Tussen 2019 en 2021 daalde het percentage 12-18 jarigen dat voldoet aan de beweegrichtlijn van 41 naar 36 procent. Onder 18-35 jarigen ging het van 56 naar 50 procent (CBS, 2022a)

Middelengebruik

Volgens het CBS gaf in 2020 36 procent van de 18-25 jarigen aan dat zij minder alcohol dronken door de coronamaatregelen. 12 procent zegt juist meer te hebben gedronken. Ook het overmatig alcoholgebruik is in 2020 sterk afgenomen, van 15 naar 10 procent. Minder jongvolwassenen rookten, van 28 naar 23 procent, en minder gebruikten er drugs, van 7 naar 4 procent (CBS, 2021a).

Mentaal welbevinden

Data van het RIVM tonen aan dat het aantal 16- tot 24-jarigen dat zich psychisch gezond noemt tijdens de coronacrisis snel daalde. In februari 2021 gaf nog maar de helft van de jongeren dit aan. Het percentage steeg tijdens de versoepelingen en daalde weer tijdens de lockdown eind 2021. In januari 2022 gaf 58 procent van de jongeren aan psychisch gezond te zijn. In maart 2022, toen de samenleving weer meer open ging, steeg dit percentage naar 71 procent (RIVM, 2021a).

Ook het CBS bracht cijfers uit over de psychische gezondheid onder jongeren. In 2021 steeg het aantal psychisch ongezonde jongeren sterk ten opzichte van 2019. Onder 12-18 jarigen gaf 13 procent aan psychisch ongezond te zijn in 2021. In 2019 ging het om 8 procent. Onder 18-25 jarigen steeg de psychische ongezondheid van 13 naar 22 procent (CBS, 2022b).

Daarnaast rapporteerde het CBS cijfers over het welzijn onder de Nederlandse bevolking. Ten opzichte van 2019 voelden in 2021 minder jongvolwassenen zich gelukkig en tevreden. Het aandeel jongeren dat tevreden is met hun leven daalde van 86 naar 78 procent. Het aandeel gelukkige jongeren daalde van 88 naar 81 procent (CBS, 2022c).

Cijfers over 2021 laten zien dat een deel van de jongeren door de coronacrisis meer werkstress ervaarde. 24 procent van de 15-25 jarigen ervaarde meer werkstress, 29 procent evenveel werkstress en 13 procent juist minder (CBS, 2021b).

Mentale klachten

De Kindertelefoon concludeerde in januari 2021 dat het aantal gesprekken met kinderen en jongeren over zelfdoding (31 procent), depressie (16 procent) en angsten (12 procent) is toegenomen, ten opzichte van voor en het begin de coronacrisis (De Kindertelefoon, 2021).

Een inventarisatie van Nivel (2021) liet zien dat in de eerste helft van 2020 vooral onder jongeren een grotere vraag is ontstaan naar antidepressiva. Het aantal jongeren met een voorschrift voor antidepressiva vanuit de huisarts steeg met 7,9 procent ten opzichte van 2019.

Suïcides

Het aantal jongeren tot 30 jaar dat door zelfdoding om het leven kwam, lag in 2021 circa 15 procent hoger dan in voorgaande jaren. Vooral tijdens de lockdowns was een hoger aantal zelfdodingen te zien. Dat blijkt uit cijfers van de Commissie Actuele Nederlandse Suïcideregistratie (113 Zelfmoordpreventie, 2022).

Functioneren in onderwijs

Leeromstandigheden

Met het afstandsonderwijs leek de tijd die kinderen met school bezig zijn korter te zijn geweest. Zo blijkt uit de monitor Hybride onderwijs van KBA Nijmegen. 15 procent van de ondervraagde basisschoolleerlingen gaf tijdens de eerste schoolsluiting aan niet meer dan 1 uur per dag aan schoolwerk te besteden. 42 procent van de leerlingen besteedde 1 á 2 uur per dag aan school en 35 procent zei tussen de 3 en 4 uur aan school te besteden. (Smeets, 2020).

Onderzoekers van de Radboud Universiteit, e-Loo, de VO-raad en KBA Nijmegen tonen aan dat 26,8% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs tijdens de eerste lockdown niet over een goede thuiswerkplek beschikte. Met name in het vmbo en het praktijkonderwijs was dit het geval (31%). Een goede werkplek lijkt bij te dragen aan een betere leermotivatie bij de leerlingen (Geijsel, Jenniskens & Höppener, 2020)

Leerprestaties

Nederlandse basisschoolleerlingen uit de groepen 4 tot en met 7 boekten weinig tot geen vooruitgang tijdens de periode dat de scholen gesloten waren vanwege de coronamaatregelen. Dit concluderen onderzoekers van Oxford University na een analyse van toetsresultaten van circa 15 procent van de basisscholen.

De leerlingen boekten in het schooljaar 2019/2020 gemiddeld circa 20 procent minder vooruitgang dan in voorgaande jaren. Leerlingen zaten ongeveer acht weken thuis, zo'n 20 procent van het schooljaar (Engzell, Frey & Verhagen, 2020).

Ook onderzoekers aan de Universiteit Utrecht vonden in een studie dat basisschoolleerlingen uit groepen 5 tot en met 7 een vertraging opliepen tijdens de eerste lockdown in 2020. Het gaat om een leerachterstand van ongeveer twee en een halve maand. De onderzoekers keken hierbij specifiek naar de ontwikkeling op reken- en leesvaardigheden (Schuurman et al, 2021).

Onderzoekers van TIG NL (2022) vonden ook in de eerste helft van het schooljaar 2021/22 een terugval in de schoolprestaties van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Dit is in lijn met de negatieve trend die al een aantal jaar gaande is. Ten opzichte van het de eerste helft van 2019 daalde het gemiddelde van een 6,61 naar een 6,56. Ook is het verschil in gemiddelde tussen leerlingen gegroeid in 2021. De laagste 1 procent van de leerlingen scoort gemiddeld een 4,6 tegenover een 4,71 in 2020. De hoogste 1 procent scoort juist iets hoger (van een 8,34 naar een 8,37).  

Studievoortgang

In het voortgezet onderwijs waren de slagingspercentages in 2020 en 2021 hoger dan gebruikelijk. In 2020 was dit bijna 100 procent. Dit heeft voor een groot deel te maken met het wegvallen van het centraal examen. In 2021 slaagde 95 procent. De eindcijfers voor het schooljaar 2020/2021 lagen juist wel weer lager dan in de periode 2015-2019 (AVS, 2022).

In de verschillende bovenbouwjaren in het voortgezet onderwijs zijn er minder leerlingen blijven zitten in 2020.  Het percentage zittenblijvers in havo 4 daalde zelfs van 14,4 procent in 2019 naar 9,7 procent in 2020 (CBS, 2021c).

In het mbo is in 2020 het aantal gediplomeerden gelijk gebleven en in het hoger onderwijs zelfs licht gestegen, van 150.443 naar 159.838. Een verklaring kan zijn dat er veel aandacht was voor de laatstejaarsstudenten in het afgelopen schooljaar. Het kan zijn dat de studenten die nu in het laatste jaar zijn aangetreden meer achterstanden hebben voor het behalen van hun diploma (Ministerie van OCW, 2020).

De coronamaatregelen hebben niet gezorgd voor meer studenten die voortijdig stoppen met hun opleiding. De uitval in het mbo is in schooljaar 2019-2020 licht gedaald, ook binnen het entree-onderwijs en op niveau 2. Binnen het hoger onderwijs is de uitval aanzienlijk gedaald, maar dit kan ook te maken hebben met het tijdelijke opschorten van het bindend studieadvies (Ministerie van OCW, 2020).

Zowel in het mbo, hbo en wo zien we een daling van uitval en switch van opleiding. Op het mbo daalde het aantal voortijdig schoolverlaters met 4,6 procent ten opzichte van 2019. Op het hbo nam de uitval en switch met 8 procentpunt af en op het wo met 6 procentpunt (Inspectie van het Onderwijs, 2021a).

Er was sprake van een stijging van 2 procent van mbo-4 studenten die doorstromen naar het hbo. Ook was er een sterke toename van het aantal vo-scholieren dat doorstroomde naar het mbo, hbo of wo, waarschijnlijk door de hoge slagingspercentages (Ministerie van OCW, 2020).

Mede hierdoor was er in het schooljaar 2020-2021 een recordaantal hbo-studenten. Er was sprake van een stijging van 10 procent met betrekking tot het aantal eerstejaars studenten in het hbo (Vereniging Hogescholen, 2021).

 

Functioneren in werk

Werkgelegenheid

Vooral jongeren werden economisch hard getroffen tijdens de eerste maanden van de coronacrisis, blijkt uit cijfers van het CBS. Na een snelle stijging van de werkloosheid is het werkloosheidspercentage onder 15- tot 25-jarigen tussen augustus 2020 en juli 2022 weer gedaald: van 12,3 procent in 2020 naar 7,8 procent in 2022. Vergeleken met januari 2020, toen de coronacrisis nog niet aanwezig was, is de werkloze beroepsbevolking nu zelfs iets lager. (CBS, 2022e).

De grote stijging van de werkloosheid is deels te verklaren doordat in de meest getroffen sectoren vooral veel jongeren werkzaam zijn. Zo werkte begin 2020 een groot deel van de 15- tot 25-jarigen (13 procent) voor eet- en drinkgelegenheden.

Daarnaast hebben veel jongeren tijdelijke contracten of werken als uitzendkracht. In het eerste kwartaal van 2020 had slechts 21 procent van de 15- tot 25-jarigen een vaste arbeidsrelatie. Onder jongeren zonder startkwalificatie heeft zelfs een kleine 80 procent geen vaste arbeidsrelatie. 697 duizend jongeren tussen de 15 en 25 jaar combineren onderwijs met een baan op flexibel contract en 75 duizend jongeren werken als zelfstandige (CBS, 2020).

Ook het aantal jongeren van 15 tot 29 jaar dat zonder werk en opleiding en opleiding (NEET) zit, steeg in het begin van de coronacrisis. In het eerste kwartaal van 2020 ging het om 5 procent en in het tweede kwartaal om 6 procent van de jongeren. In het eerste kwartaal van 2021 betrof het 4,6 procent van alle 15 tot 29 jarigen (Eurostat, 2022).

Arbeidsomstandigheden

De coronacrisis heeft relatief veel impact gehad op jonge werknemers. Vooral onder jongeren kwam het werk door corona stil te liggen, namelijk onder 8,3 procent. Dit is beduidend hoger dan onder andere leeftijdsgroepen. Als het werk wel doorging, betekende de coronacrisis juist relatief weinig voor de werkomstandigheden waar de jongeren mee te maken kregen. 37,5 procent van de 15- tot 25 -jarigen geeft aan te maken te hebben met veranderende werkomstandigheden. Onder 25- tot 35-jarigen is dit bijvoorbeeld 58 procent (TNO & CBS, 2021).

Een deel van de jongeren ervaarde door de coronacrisis meer werkstress. In 2021 gaf 24 procent van de 15-25 jarigen dit aan. 29 procent ervaarde evenveel stress en 13 procent juist minder (CBS, 2022f)

Uitkeringen

Tijdens de coronacrisis is het aantal jongeren met een bijstandsuitkering gestegen. Met name tussen februari en juni 2020 steeg het aantal jongeren onder de 27 jaar met een uitkering snel, van 35.880 naar 41.350. In juni 2022 lag het aantal jongeren met een uitkering weer lager, namelijk op 34.000 (CBS, 2022g).

Inkomen en schulden

Uit de jaarlijkse meting van Kences (2020) onder studenten in het hoger onderwijs, blijkt dat in het studiejaar 2019-2020 23 procent van de studenten minder inkomen uit arbeid ontving door de coronacrisis. Ook bleek 18 procent helemaal geen inkomen meer te hebben. Toch bleken niet per se veel meer studenten geld te lenen. Slechts 5 procent van de studenten ontving meer inkomsten uit een lening of ouderlijke bijdrage dan voor de coronacrisis. Mogelijk omdat naast het inkomen van de studenten ook de uitgaven lager kwamen te liggen door de lockdowns.

Begin 2021 waren er volgens CBS (2021d) ruim 100.000 meer personen met studieschuld in vergelijking met een jaar eerder. Sinds de invoering van het leenstelsel in 2015 stijgt de totale studieschuld ieder jaar. In 2021 is de gemiddelde studieschuld per persoon wel gelijk gebleven. Mogelijk vanwege de extra maatregelen die de overheid trof om studenten met studieschuld financieel te ondersteunen.

Gezin en opvoeding

Veiligheid in gezinnen

Het aantal gesprekken met de Kindertelefoon was in de eerste maand van de corona-lockdown (16 maart tot en met 12 april 2020) een stuk hoger dan voor de lockdown. In 2019 voerde men nog ongeveer 1.000 gesprekken per dag. Tijdens de lockdown waren het er circa 1.500. Het aandeel gesprekken over de onderwerpen 'thuis en familie' en 'geweld' is in deze periode toegenomen. Tijdens de coronacrisis nam het aantal gesprekken over huiselijk geweld verder toe. In januari 2021 lag het aantal gesprekken 10 procent hoger dan aan het begin van de coronacrisis (De Kindertelefoon, 2020a; De Kindertelefoon, 2021).

De Raad van de Kinderbescherming (RvdK) geeft aan dat het aantal beschermingsonderzoeken binnen gezinnen in 2020 redelijk stabiel is gebleven ten opzichte van 2019. In de eerste helft van 2019 waren er circa 8.800 zaken. In de eerste helft van 2020 ging het om 9.000 zaken en in de tweede helft van 2020 nam dit aantal niet verder toe. Het aantal spoedzaken is ook niet toegenomen (De Raad van de Kinderbescherming, 2020).

Tijdens de coronacrisis is het aantal meldingen dat Veilig Thuis heeft ontvangen over (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld gedaald. In de eerste helft van 2021 lag dit aantal 6,5 procent lager in vergelijking met de eerste helft van 2019. Het aantal adviezen steeg juist met 27 procent. Het is lastig te bepalen wat dit zegt over hoe kindermishandeling zich daadwerkelijk ontwikkelde tijdens de coronacrisis (CBS, 2022h).

Onderzoekers van de Universiteit Leiden vonden signalen dat kindermishandeling tijdens de eerste lockdown sterk was toegenomen. Op basis van informantenrapportages is er een schatting gemaakt van het aantal kinderen dat slachtoffer is geweest van kindermishandeling, namelijk 40.000 kinderen. Dat is meer dan in 2017. Toen werd het op 15.000 kinderen geschat (Vermeulen, Alink & van Berkel, 2022).

Ouderschap

Uit een peiling van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid blijkt dat een groot deel van de ouders de opvoeding momenteel als moeilijk ervaren. Voor de coronacrisis gaf een op de tien ouders aan uit balans te zijn als het gaat om de balans tussen draagkracht en draaglast in de opvoeding van het kind. Bij de peiling in mei 2021 gaf meer dan de helft van de ouders dit aan. 40 procent van de ouders geeft de balans een ruime onvoldoende. Een derde van de ouders ervaart weinig steun van anderen, zoals partner, familie, vrienden of buren, tegenover 17 procent voor de coronacrisis. (Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, 2021).

Sociaal netwerk en vrije tijd

Sociaal leven

Jongeren van 18-25 jaar gaven in 2021 aan dat zij hun sociale leven een 7,2 geven. In 2020 was dit een 7,5. Vanaf 2014 tot en met 2019 was dit cijfer altijd een 7,8. De tevredenheid over de hoeveelheid vrije tijd werd door de jongeren ongeveer gelijk beoordeeld. In 2019 werd hier als rapportcijfer een 7,2 voor gegeven. In 2020 en 2021 was dit een 7,1.

Jongeren gaven in 2021 aan met name sociale- en vrijetijdsactiviteiten te missen door de coronacrisis. Buitenshuis leuke dingen doen (90 procent), met een groep thuis afspreken (87 procent), sporten en hobby's uitvoeren (68 procent) en naar grote evenementen gaan (66 procent) worden het meest gemist (CBS, 2021b).

Eenzaamheid

De Kindertelefoon (2020b) registreert tijdens de coronacrisis meer gesprekken over eenzaamheid dan voorheen. Tussen maart en mei 2020 lag het aantal gesprekken over eenzaamheid met kinderen en jongeren op 6,5 per dag. Voor de coronacrisis waren het er 4 per dag. In de winter van 2021 lag het aantal gesprekken over eenzaamheid nogmaals op gemiddeld 8 per dag.

Het RIVM (2021a) rapporteerde een hogere mate van eenzaamheid onder jongeren tijdens de lockdowns. Tijdens de eerste meting in april 2020 gaf bijna driekwart van de ondervraagde 16-24 jarigen aan zich eenzaam te voelen. Dit daalde in het najaar van 2020 naar 68 procent. Tijdens de tweede lockdown in december 2020 voelde 77 procent zich eenzaam. Tijdens de laatste meting in november 2021 lag dit iets lager, namelijk op 72 procent.

Pesten

Tijdens de lockdowns viel het op dat er bij de Kindertelefoon (2021b) minder gesprekken met kinderen en jongeren plaatsvonden over fysiek pesten. Voor de coronacrisis ging het om ongeveer 65 gesprekken per dag. Dit veranderde naar gemiddeld 45 gesprekken tijdens de eerste en 53 tijdens de tweede lockdown. Online pesten leek juist toe te nemen. In de lente van 2021, toen de scholen weer volledig open waren, nam dit gemiddelde sterk toe. In april 2021 lag dit gemiddelde op 98 gesprekken per dag.

Jongeren en de coronamaatregelen

Maatregelen

Het RIVM (2021a) ondervraagt jongeren periodiek in hoeverre zij zich aan de coronamaatregelen houden. Hierbij valt op dat jongeren over het algemeen minder vaak aangeven zich aan de maatregelen te houden. In november 2021 gaf bijvoorbeeld 33 procent van de 16- tot 24-jarigen aan drukte te vermijden. Onder oudere leeftijdsgroepen gaat het om 55 procent. Ook het draagvlak voor de maatregelen lijkt lager te zijn. Zo staat slechts 45 procent van de ondervraagde jongeren achter het anderhalve meter afstand houden. De peiling laat ook zien dat 95 procent van de jongeren vindt dat de overheid met de coronamaatregelen voor een oneerlijke verdeling van de lasten zorgt.  

Vaccineren

Uit een andere peiling van het RIVM (2021b) uit juli 2021 blijkt dat 1 op de 5 jongeren van 12-18 jaar zich destijds niet wilde laten vaccineren. Met name onder 12- tot 15-jarigen lag de vaccinatiebereidheid lager, namelijk 68 procent die zich wilde laten vaccineren.

Toekomstbeeld

Uit een periodieke peiling van de Universiteit Utrecht (2021) blijkt dat veel mbo-studenten in het najaar van 2020 een lager cijfer voor de tevredenheid over hun leven geven dan in het najaar van 2019. Desondanks blijken deze studenten niet negatiever naar de toekomst te kijken tijdens de coronacrisis. In het najaar van 2019 schatten de ondervraagden over vijf jaar als cijfer voor levenstevredenheid een 7,4 te geven. In het najaar van 2020 ligt deze verwachting hoger. Het verwachte cijfer is dan een 7,5.

Functioneren als jeugdprofessional

Jeugdzorg

Het CBS publiceerde cijfers over de geleverde jeugdzorgtrajecten in de 2020. Dit lag lager dan in voorgaande jaren. Er waren ruim 14,3 duizend minder jongeren met jeugdzorg dan in 2019. Ook een afname in de ambulante jeugdhulp van 15 duizend jongeren. Dit lijkt vooral te maken te hebben met minder gestarte trajecten in de maanden maart, april, mei en juni. In april en mei 2020 laag het aantal gestarte trajecten respectievelijk 31 procent lager dan in 2019 (CBS, 2021h).

Uit een analyse van het Verwey-Jonker Instituut (2021) blijkt dat volgens ongeveer de helft van de ondervraagde jeugdhulpprofessionals er tijdens de lockdowns evenveel hulp plaatsvond aan cliënten als voorheen. Dit is lager in vergelijking met Wmo. Ook zegt ongeveer 50 procent van de jeugdhulpprofessionals dat er tijdens de eerste lockdown in 2020 (vrijwel) geen nieuwe trajecten zijn gestart. Ruim driekwart van de professionals geeft de kwaliteit van de hulpverlening een lager cijfer dan voor de coronacrisis.

53 procent van de professionals die werken met kwetsbare jeugd vond het tijdens de eerste lockdown moeilijker om de thuissituatie van jongeren in beeld te krijgen. 41 procent miste face-to-face contact om het werk goed te kunnen uitvoeren. Zo blijkt uit een peiling van MEE (2020) onder professionals. In het najaar van 2020 maakte zo'n driekwart van deze professionals gebruik van beeldbellen om contact met de jongeren te onderhouden.

Werkdruk en personeelstekorten in het onderwijs

Uit onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (2021b) komt naar voren dat 63 procent van de ondervraagde docenten in het mbo een te hoge werkdruk ervaart als gevolg van de coronacrisis. 4 op de 5 docenten ervaart minimaal een redelijk mate van stress.

Uit een peiling van het AVS (2020) blijkt dat in augustus 2020 83 procent van de schoolleiders zorgen had over voldoende personeel. 8 procent van de schoolleiders gaf aan dat het niet gelukt is om de vacatures voor het aankomende schooljaar volledig te vullen. Gemiddeld is er een tekort van 0,5 FTE, los van corona-gerelateerde afwezigheid.

Deniz Ince

Drs. Deniz Ince

medewerker inhoud