Middelenmisbruik
Van middelenmisbruik wordt gesproken wanneer een jongere veelvuldig en langdurig alcohol of drugs gebruikt ondanks de problemen die dat veroorzaakt. Dit kunnen problemen zijn met het nakomen van zijn verplichtingen op school, op het werk of thuis of herhaaldelijk in aanraking komen met justitie.
Kenmerken van verslaving
Verslaving of afhankelijkheid gaat nog een stap verder; de jongere is dan ook lichamelijk of geestelijk afhankelijk van alcohol of drugs. Verslaafde jongeren gebruiken een middel langere tijd, hebben er steeds meer van nodig of krijgen onthoudingsverschijnselen als zij het middel niet op tijd nemen. Afhankelijkheid wordt meestal voorafgegaan door misbruik van alcohol of drugs. In beide gevallen, bij misbruik en afhankelijkheid, is er sprake van een stoornis in het gebruik van middelen.
Van gebruik tot verslaving
Middelengebruik begint meestal met experimenteel gebruik van bijvoorbeeld alcohol, tabak of cannabis. Experimenteel gebruik kan overgaan in geregeld gebruik waarbij het wordt gebruikt om bijvoorbeeld met stress om te gaan. Wanneer de gewenste effecten bereikt worden, kan dit leiden tot herhaald gebruik. In deze fase kan probleemgedrag ontstaan, zoals spijbelen, liegen of teruglopende schoolresultaten. Dit wordt ook wel 'problematisch gebruik' genoemd. Wanneer het gebruik aanhoudt ondanks de problemen die het veroorzaakt, kan er sprake zijn van misbruik. Het middelengebruik is dan een centrale plaats gaan innemen in het leven van de jongere en veroorzaakt op verschillende terreinen (op school, thuis, werk) aanzienlijke problemen. Het laatste stadium is dat van verslaving dat in onderzoeksliteratuur vaak 'afhankelijkheid' wordt genoemd (Verhulst en Verheij, 2000). Bij deze beschrijving beperken we ons tot de definitie en cijfers over de stoornissen in het gebruik van middelen.
Stoornissen in het gebruik van middelen
Het psychiatrisch handboek Diagnostic an Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5) geeft criteria voor het diagnosticeren van een stoornis in het gebruik van middelen. De vorige versie van de DSM (DSM IV) maakte nog onderscheid tussen afhankelijkheid en misbruik. Een stoornis in het gebruik van middelen kan ontstaan door gebruik van verschillende middelen zoals alcohol, cannabis, opaten en stimulerende middelen.
De DSM-5 onderscheid drie categorieën, afhankelijk van de ernst van de problematiek: milde stoornis, gematigde stoornis en ernstige stoornis.
Volgens dit psychiatrisch handboek is sprake van een stoornis in het gebruik van middelen wanneer aan minstens twee van de volgende criteria wordt voldaan:
- vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was
- mislukte pogingen om te minderen of te stoppen
- gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd
- sterk verlangen om te gebruiken
- door gebruik tekortschieten op het werk, thuis of op school
- blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt in het relationele vlak
- door gebruik opgeven van hobby's, sociale activiteiten of werk
- voortdurend gebruik, zelfs wanneer je daardoor in gevaar komt
- voortdurend gebruik ondanks weet hebben dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich meebrengt of verergert
- grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen of tolerantie
- het optreden van onthoudingsverschijnselen.
Wanneer een gebruiker voldoet aan twee of drie van bovenstaande criteria is sprake van een milde stoornis, bij vier of vijf criteria is sprake van een gematigde stoornis. Bij zes of meer symptomen is sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van middelen.
Bronnen
- American Psychiatric Association (2014). Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM-5). Amsterdam: Boom Psychologie & Psychiatrie.
- Verhulst, F.C, Verheij, F. (2000). Adolescentenpsychiatrie. Assen: Van Gorcum
