Opvoeding en middelenmisbruik

De meeste ouders realiseren zich dat hun kind vroeg of laat in aanraking komt met genotmiddelen. Kinderen zien vaak dat volwassenen plezier beleven aan een sigaretje of een glas bier of wijn. Dat er ook risico's aan zitten, kunnen kinderen zich moeilijk voorstellen. Het is daarom belangrijk dat ouders hun kinderen informeren over de effecten van roken, alcohol en drugs en laten merken hoe zij daarover denken. Door met hun ouders over deze onderwerpen te praten leren kinderen zich er een eigen mening over te vormen en na te denken over de keuzes die ze kunnen maken. Daarnaast hebben ouders een voorbeeldfunctie en is het belangrijk dat zij hun kinderen laten weten dat ze met vragen of problemen rond het gebruik van genotmiddelen altijd bij hen terechtkunnen.

Omgaan met experimenteergedrag

Op de basisschool komt het roken van sigaretten en het drinken van alcohol nog nauwelijks voor. Dat verandert vaak wanneer kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan. Dan vindt er een omslag plaats in hun denken en doen die te maken heeft met de enorme lichamelijke en geestelijke ontwikkeling die ze tussen het twaalfde en achttiende jaar doormaken. In deze periode proberen ze van alles uit en verkennen ze hun grenzen. Op zich kunnen ouders weinig doen tegen dat experimenteren. Maar, in tegenstelling tot wat veel ouders denken, houden kinderen wel degelijk rekening met de opvattingen van hun ouders en hebben ouders veel invloed op hun gedrag.

Het blijkt te helpen als ouders grenzen stellen, met hun kind praten en op de hoogte zijn van wat hun kind doet. Dat begint al als het kind nog op de basisschool zit en meestal nog niet aan het uitproberen is. Diverse studies hebben uitgewezen dat vooral het stellen van regels, zoals geen alcohol drinken, tot uitstel van beginnend alcoholgebruik leidt en de kans op probleemdrinken verlaagt. Regels werken het beste in een gezin met veel liefde en genegenheid. Belangrijk is dat ouders die regels bewaken en consequent zijn, ook als het kind ouder wordt. Op die manier kunnen ze de kans op risicogedrag en verslaving verkleinen.

Naast het stellen van regels blijkt ook dat het rook- en drinkgedrag van de ouders zelf van invloed is. Des te meer er door de ouders gedronken wordt, des te groter de kans dat de kinderen dit zelf (op jongere leeftijd) ook gaan doen en dat ze in de adolescentie en jongvolwassenheid grotere hoeveelheden gebruiken (Rossow, 2016). Een vergelijkbaar beeld is zichtbaar voor roken: wanneer minimaal één ouder rookt, is de kans groter dat hun kinderen ook roken (Bommelé e.a. 2016).

  • Bommelé, J., van Laar, M., & Kleinjan, M. (2016) Notitie Zien roken, doet roken. Utrecht: Trimbos-instituut.
  • Rossow, I., Keating, P., Felix, L., & McCambridge, J. (2016). Does parental drinking influence children's drinking? A systematic review of prospective cohort studies. Addiction, 111(2), 204–217.
Manon Donker

Manon Donker

inhoudelijk medewerker