Oorzaken van ADHD

ADHD wordt veroorzaakt door een complex samenspel van genetische, neurobiologische en omgevingsfactoren. Het aandeel van deze factoren verschilt per kind.

Factoren die een rol spelen bij ontstaan ADHD

De factoren die een rol spelen bij het ontstaan van ADHD, zijn:

  • erfelijke aanleg
  • problemen in het executief functioneren van de hersenen
  • afwijkingen in hersenstructuren
  • verminderde gevoeligheid voor bekrachtiging
  • omgevingsfactoren, zoals blootstelling aan bepaalde stoffen tijdens de zwangerschap (nicotine, alcohol), de eetgewoonte van moeder tijdens zwangerschap, vroeggeboorte of laag geboortegewicht, stress in het gezin en vroege traumatische ervaringen. 

Toelichting op de factoren van ADHD

Erfelijke aanleg voor ADHD

Onderzoekers gaan ervan uit dat ADHD voor ongeveer 80 procent bepaald wordt door erfelijkheid. Er is nog geen specifiek gen voor ADHD ontdekt. Het wordt daarom gezien als een multigenetische aandoening. Dat houdt in dat verschillende genen, in interactie met omgevingsfactoren, waarschijnlijk een rol spelen bij het ontstaan van ADHD.

Als een kind een genetische aanleg voor ADHD heeft, dan wil dit niet zeggen dat het kind de stoornis ook daadwerkelijk ontwikkelt. De mate waarin die aanleg tot uiting komt, is weer mede afhankelijk van omgevingsinvloeden die de aangeboren eigenschappen versterken of verzwakken.

Executief functioneren van kinderen en jongeren met ADHD

Onderzoek laat zien dat het executief functioneren van kinderen en jongeren met ADHD afwijkt van dat van kinderen en jongeren zonder ADHD. De executieve functies zijn de regelfuncties van de hersenen: ze zorgen ervoor dat je je eigen gedrag kunt regelen en besturen. Bij kinderen met ADHD lijken drie van deze regelfuncties niet optimaal te werken: het werkgeheugen, de responsinhibitie en het schakelen. Kinderen met ADHD kunnen vaak minder goed onthouden wat ze moeten doen, kunnen hun gedrag moeilijker stoppen als dat nodig is en vinden het lastig om hun gedrag aan te passen als de situatie verandert.

Hersenstructuren van kinderen en jongeren met ADHD

Bij ADHD zijn er diverse aanwijzingen dat er sprake is van afwijkingen in de hersenen. Maar deze afwijkingen zijn klein en worden met name op groepsniveau gezien. Men is niet in staat om ADHD met een scan vast te stellen omdat ADHD multifactorieel wordt bepaald.

Uit de tot op heden verschenen studies worden hele kleine verschillen gevonden in de vorm en functie van de hersenen van kinderen met en zonder ADHD. Zo laat onderzoek zien dat delen van de hersenen van kinderen met ADHD iets kleiner zijn dan die van kinderen zonder ADHD. Meestal wordt die achterstand aan het einde van de puberteit of aan het begin van de volwassenheid weer ingelopen, maar de rijping van de hersenen als geheel duurt langer.

Bij kinderen en jongeren met ADHD is ook een lagere activiteit waargenomen in hersendelen die een rol spelen bij de aandacht, de concentratie en het geheugen.

Onderzoek vindt daarnaast dat er in de hersenen van kinderen en jongeren met ADHD een scheve verhouding is tussen de neurotransmitters dopamine en noradrenaline. Dopamine speelt een belangrijke rol bij het plannen van denkprocessen en doelgericht handelen en bij het reguleren van emotie en motivatie. Een tekort aan dopamine zorgt ervoor dat een kind niet in staat is om belangrijke boodschappen te selecteren uit alle informatie die binnenkomt en om irrelevante informatie weg te filteren.

Noradrenaline helpt je om in actie te komen. Te weinig noradrenaline maakt een kind onverschillig en passief en teveel zorgt ervoor dat een kind teveel naar opwinding verlangt, ook als dit gevaarlijk is.

Gevoeligheid voor beloningen bij jeugdigen met ADHD

Een belangrijke theoretische benadering stelt dat ADHD samenhangt met een verminderde gevoeligheid voor bekrachtiging. Kinderen en jongeren met ADHD reageren vaak anders op beloningen dan kinderen en jongeren zonder ADHD. Zo hebben zij een sterke voorkeur voor directe beloningen en een afkeer van uitgestelde beloningen. Bovendien hebben kinderen en jongeren met ADHD sterkere bekrachtigers nodig om goed te kunnen presteren, hun aandacht vast te houden en om gepast gedrag te laten zien.

Invloed van omgevingsfactoren op ontstaan ADHD

Genen bepalen voor een belangrijk deel de kwetsbaarheid van een kind voor ADHD. Maar niet alle kinderen met een genetische aanleg ontwikkelen ook daadwerkelijk ADHD. Omgevingsfactoren zijn van invloed op de mate waarin de erfelijke aanleg tot uiting komt.

Welke omgevingsfactoren precies een rol spelen en hoe groot die rol is, is nog niet goed duidelijk. Onderzoek laat namelijk tegenstrijdige resultaten zien. Hieronder worden een aantal factoren genoemd die mogelijk een rol zouden kunnen spelen.

Er is onderzoek dat laat zien dat kinderen een verhoogd risico op ADHD hebben als ze

  • een laag geboortegewicht hebben
  • te vroeg zijn geboren
  • tijdens de zwangerschap zijn blootgesteld aan stress van de moeder, nicotine, alcohol, zware metalen en chemische stoffen.

Ook gevoeligheid voor bepaalde voeding of een tekort aan voedingsstoffen (zoals zink en omega-3) speelt mogelijk een rol in de ontwikkeling van ADHD.

Andere psychosociale omgevingsfactoren die in verband worden gebracht met het ontwikkelen van ADHD zijn:

  • vroege traumatische ervaringen,
  • het verblijf in een zorginstelling op jonge leeftijd,
  • stress in het gezin,
  • een lage sociaaleconomische status
  • en een ongeorganiseerde gezinsomgeving

De ouder-kindinteracties in gezinnen met een kind met ADHD worden vaak gekenmerkt door spanning en conflicten. De huidige opvatting is dat problematische ouder-kindrelaties ADHD wel in stand kunnen houden of verhevigen, maar niet kunnen veroorzaken.

Beïnvloedbare factoren bij ADHD

In de risicofactoren kun je een onderscheid maken tussen beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare factoren. Laatste zijn factoren die vaststaan, die niet of nauwelijks te beïnvloeden zijn met behulp van een interventie. Het gaat hier bijvoorbeeld om erfelijke aanleg.

Voor een professional die werkt met (de ouders van) kinderen of jongeren met ADHD of een interventie wil ontwikkelen voor deze doelgroep, zijn vooral de beïnvloedbare factoren interessant. Belangrijke beïnvloedbare factoren zijn bijvoorbeeld de problemen die het kind heeft met de executieve functies, de gevoeligheid voor bekrachtiging en de stress in het gezin. Deze factoren zijn bij wijze van spreken de knoppen waaraan een professional kan draaien om de problemen die samengaan met ADHD te verminderen.

Van kennis naar praktijk

Hoe vertaalt een professional de kennis over beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare factoren naar de praktijk? Een interventie voor kinderen en jongeren met ADHD heeft de meeste kans van slagen wanneer de professional:

  • alle beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare factoren in kaart brengt die aanwezig zijn
  • doelen stelt die rechtstreeks verband houden met de beïnvloedbare risico- en beschermende factoren (bijv. ouders leren op een effectieve manier te reageren op het gedrag van hun kind met ADHD)
  • methodieken gebruikt waarvan bewezen is dat die de risicofactoren bij ADHD verminderen en de beschermende factoren vergroten (bijv. het inzetten van een gedragstherapeutische training die ouders leert om effectieve beloningstechnieken te gebruiken en om hun kind te helpen bij moeilijkheden met de executieve functies).
  • Barkley, R. A. (Ed.). (2014). Attention-deficit hyperactivity disorder: A handbook for diagnosis and treatment. Guilford Publications.
  • Bergwerff, C. (2017). Food for thought: novel insights into childhood ADHD. Amsterdam: Vrije Universiteit.
  • Boer, F., Hoofdakker, B. van den, Prins, P., Hogeman-Weijers, W., Oud, M., Glind, G. van de & Sinnema, H. (2016). Richtlijn ADHD voor jeugdhulp en jeugdbescherming. Utrecht: Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk, Nederlands Instituut van Psychologen, Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen.
  • Eenhoorn, A. (2013). ADHD bij kinderen. Leuven: LannooCampus.
  • Franz AP, Bolat GU, Bolat H, et al. Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder and Very Preterm/Very Low Birth Weight: A Meta-analysis. Pediatrics. 2018;141(1)
  • Hoogman, M., Bralten, J., Hibar, D.P., Mennes, M., Zwiers, MP., Schweren, L.S.J., van Hulzen, K.J.E., e.a. Subcortical brain volume differences in participants with attention deficit hyperactivity disorder in children and adults: a cross-sectional mega-analysis. Lancet Psychiatry. 2017 Apr;4(4):310-319
  • Kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie (2016). ADHD bij kinderen en adolescenten. Utrecht: Kenniscentrum KJP.
  • Prins, P., & Van der Oord, S. (2014). Stoornissen in de aandacht en impulsregulatie. In Handboek klinische ontwikkelingspsychologie (pp. 277-301). Bohn Stafleu van Loghum.
  • Sciberras, E., Mulraney, M., Silva, D., & Coghill, D. (2017). Prenatal Risk Factors and the Etiology of ADHD—Review of Existing Evidence. Current psychiatry reports, 19(1), 1.
Marthe van Voorst van Beest