Cijfers over beweging

Aantal kinderen en jongeren die voldoende bewegen

56,8 procent van de kinderen van 4 tot 12 jaar voldeed in 2022 aan de beweegrichtlijn. Jongeren van 12 tot 16 jaar en 16 tot 20 jaar bewegen aanzienlijk minder. Onder de 12- tot 16-jarigen voldeed in 2022 33,4 procent aan de beweegrichtlijn. Onder de 16- tot 20-jarigen ging het om 45,3 procent. Dat betekent dat ze dagelijks minimaal een uur matig intensieve lichamelijke activiteiten verrichten, zoals fietsen en lopen, en minstens drie keer per week spier- en botversterkende activiteiten.

Ten opzichte van 2021 is er onder de 4- tot 12-jarigen sprake van een daling in het percentage kinderen dat aan de beweegrichtlijn voldoet (van 62,3 procent in 2021 naar 56,8 procent in 2022). Ook jongeren van 16 tot 20 jaar zijn in 2022 minder gaan bewegen. In 2021 ging het om 47,1 procent van deze jongeren dat aan de beweegrichtlijn voldeed. Dit is in 2022 gedaald naar 45,1 procent.

Onder jongeren van 12 tot 16 is het percentage ongeveer gelijk gebleven (33,5 procent in 2021 en 33,4 procent in 2022).

Deze gegevens zijn afkomstig uit de Gezondheidsenquête van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistieken, 2023).

Onderzoek onder scholieren

In het HBSC-onderzoek in 2021 zijn scholieren in het basis- en voortgezet onderwijs bevraagd over hun beweeggedrag. Zowel basisschoolleerlingen als leerlingen van 12 tot en met 16 jaar in het voortgezet onderwijs zeiden gemiddeld 4,3 dagen in de week minimaal één uur per dag te bewegen.

89,4 procent van de basisschoolleerlingen en 81 procent van de middelbare scholieren zegt in 2021 minstens twee keer per week te sporten of buiten te spelen. In het voortgezet onderwijs sporten en bewegen jongens meer dan meisjes. De groep leerlingen die minstens twee keer per week intensief sport of beweegt wordt kleiner met de leeftijd. Op 12-jarige leeftijd sport 86 procent van de scholieren minstens twee keer per week. Op 16-jarige leeftijd gaat het nog om 77,1 procent.

Van de kinderen in het basisonderwijs is 75 procent lid van een sport- of dansclub. In het voortgezet onderwijs gaat het om 70,5 procent.

Wat betreft verschillen naar migratieachtergrond in het beweeggedrag van kinderen in het basisonderwijs is er geen significant verschil tussen kinderen met- en zonder migratieachtergrond in het gemiddeld aantal dagen in de week dat ze minimaal één uur bewegen. In het voortgezet onderwijs is het verschil wel significant. Daar zeggen jongeren zonder migratieachtergrond gemiddeld 4.4 dagen per week één uur per dag te bewegen. Onder jongeren met een migratieachtergrond gaat het om 3,9 dagen per week.

Ook wat betreft het lidmaatschap van een sport- of dansclub zijn er in het basisonderwijs geen significante verschillen tussen kinderen met- en zonder migratieachtergrond. In het voortgezet onderwijs is ook hier het verschil wel significant. 74,1 procent van de leerlingen zonder migratieachtergrond is lid van een sport- of dansclub. Onder jongeren met een migratieachtergrond gaat het om 58,8 procent.

Definitie

Onder bewegen valt niet alleen sport, maar ook dagelijkse beweging in de vorm van fietsen, lopen en buiten spelen.

Er bestaat een richtlijn voor de minimale hoeveelheid lichaamsbeweging voor een gezond leven. De beweegrichtlijn is eind 2017 opgesteld door de Gezondheidsraad. Deze nieuwe richtlijn vervangt de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, de fitnorm en de combinorm. Voor kinderen en jongeren van 4 tot en met 17 jaar adviseert de richtlijn dagelijks tenminste een uur 'matig intensieve lichamelijke activiteit' en minstens driemaal per week spier- en botversterkende activiteiten.

Deniz Ince

Drs. Deniz Ince

medewerker inhoud