Wat is kansenongelijkheid in het onderwijs?
Kansenongelijkheid in het onderwijs betekent dat leerlingen met dezelfde talenten en capaciteiten niet dezelfde resultaten kunnen behalen in het onderwijs. Dit komt door verschillende factoren, zoals de omgeving waarin leerlingen opgroeien, de verwachtingen van leerkrachten en de inrichting van het onderwijssysteem. Op deze pagina lees je wat kansenongelijkheid is, en hoe deze factoren een rol spelen.
Wat is kansenongelijkheid in het onderwijs?
Er zijn verschillende visies op kansenongelijkheid in het onderwijs en dus ook verschillende definities. We spreken van kansenongelijkheid in het onderwijs als leerlingen niet dezelfde kansen krijgen om te leren en zich te ontwikkelen vanwege hun omgeving, achtergrond of sociale uitsluiting. Leerlingen met dezelfde talenten en capaciteiten kunnen daardoor niet dezelfde resultaten behalen in het onderwijs. Deze resultaten gaan niet alleen over schoolprestaties, maar ook over bredere ontwikkeling, zoals het welbevinden en zelfvertrouwen van leerlingen.
Kansenongelijkheid in het onderwijs is een hardnekkig en complex vraagstuk. Dit komt doordat het niet wordt veroorzaakt door één enkele factor, maar wordt gevoed door verschillende factoren in de leefwerelden van kinderen en jongeren.
Drie factoren met invloed op kansenongelijkheid
De onderwijsprestaties van kinderen en jongeren worden door drie verschillende factoren beïnvloed: de startpositie en omgeving van kinderen, de verwachtingen van leerkrachten en de inrichting van het onderwijssysteem.
1. De invloed van de omgeving en de startpositie
Ieder kind begint op de basisschool vanuit een bepaalde startpositie. Bijvoorbeeld hoe goed een leerling Nederlands spreekt en hoeveel een leerling al van de wereld weet en heeft gezien. Deze startpositie wordt bepaald door de omgeving waarin een kind opgroeit. Zo hebben de sociaaleconomische positie, afkomst en het opleidingsniveau van de ouders invloed op de ontwikkelkansen die leerlingen krijgen. En met welke vaardigheden en kennis ze beginnen op de basisschool. De verschillen tussen leerlingen kunnen daarom bij de start soms groot zijn.
Lees meer op de pagina Ongelijkheid bij jonge kinderen
De verschillende uitgangsposities van kinderen kunnen ook uitgelegd worden aan de hand van de drie soorten kapitaal: het sociaal, economisch en cultureel kapitaal. Deze vormen van kapitaal zijn ongelijk verdeeld en kunnen leiden tot kansenongelijkheid in het onderwijs.
Lees meer over het het sociaal, economisch en cultureel kapitaal:
Het sociaal, economisch en cultureel kapitaal
Sociaal kapitaal
Het netwerk, de hulpbronnen en de steun van anderen waarvan ouders, leerlingen of gezinnen gebruik kunnen maken. Deze relaties kunnen helpen bij bijvoorbeeld schoolkeuze of carrièremogelijkheden.
Economisch kapitaal
De financiële middelen waarmee ouders bijvoorbeeld kunnen investeren in de ontwikkeling van hun kinderen, door het betalen van bijlessen of extra examentrainingen.
Cultureel kapitaal
De kennis, opleidingen, vaardigheden en gewoonten van een gezin. Hieronder valt ook gedrag, bijvoorbeeld hoe je praat of hoe je je kleedt. Kinderen uit gezinnen waarvan het culturele kapitaal aansluit of overeenkomt met de cultuur in de school, hebben vaak een voordeel.
De relatie tussen uitgangspositie, kapitaal en kansen
De uitgangspositie en het beschikbare kapitaal kunnen van invloed zijn op de onderwijsprestaties van een kind. Het verschil in de kapitalen van ouders zorgt ervoor dat niet alle leerlingen dezelfde startpositie hebben in het onderwijs. Zo spelen de sociaaleconomische positie van ouders en de mate van ouderbetrokkenheid een belangrijke rol in het schoolsucces van leerlingen.
Leerlingen uit gezinnen met een hogere sociaaleconomische status behalen doorgaans betere resultaten in taal en rekenen, vergeleken met leerlingen met vergelijkbare cognitieve capaciteiten uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische positie.
Meer kapitaal, meer kansen
Gezinnen die over veel kapitalen beschikken, hebben meer kansen om op de maatschappelijke ladder te klimmen. Deze gezinnen zetten met succes verschillende vormen van kapitaal in - zoals hun kennis, netwerk en geld – om de schoolloopbaan van hun kinderen een zetje in de gewenste richting te geven.
Minder kapitaal, minder ondersteuning
Ouders met weinig kapitaal hebben bijvoorbeeld minder geld, of een kleiner sociaal netwerk om hun kinderen te ondersteunen in hun schoolloopbaan. Leerlingen hebben dan mogelijk minder toegang tot onderwijsmiddelen zoals computers, bijles, boeken en buitenschoolse activiteiten. Dit kan ervoor zorgen dat deze leerlingen zich al op jonge leeftijd minder goed ontwikkelen in basisvaardigheden zoals taal en rekenen.
In gezinnen met een lagere sociaaleconomische positie is de ouderbetrokkenheid bij schoolactiviteiten ook vaak lager. Deze ouders hechten vaak evenveel waarde aan onderwijs, maar ze uiten hun betrokkenheid vaker thuis. Bijvoorbeeld door huiswerkondersteuning, en minder door deelname aan activiteiten op school. Dit kan leiden tot misverstanden van leerkrachten over de inzet van deze ouders.
Lees meer op de pagina Samenwerken met ouders met een andere achtergrond
2. De invloed van de leerkracht
De kansen die leerlingen krijgen in het onderwijs worden ook beïnvloed door de bewuste en onbewuste vooroordelen en verwachtingen die leraren van hen hebben. Als een leraar lage verwachtingen heeft van een leerling, voelt die dat aan en gaat zich ernaar gedragen. Als leraren hoge verwachtingen hebben van leerlingen, dan gaan leerlingen beter presteren. Dit heet het Pygmalioneffect.
Lees meer op de pagina Invloed van leerkrachtverwachtingen
Leraren baseren hun verwachtingen op eerdere leerprestaties en het gedrag van leerlingen. Maar ook hun bewuste en onbewuste vooroordelen zijn bepalend voor hun verwachtingen. Leraren zijn zich niet altijd bewust van hun vooroordelen, die vaak worden gebaseerd op stereotypen. Stereotypen ontstaan door persoonlijke ervaringen of invloeden vanuit bijvoorbeeld de media.
Lees meer op de pagina Je bewust worden van je vooroordelen
Als leraren bepaalde stereotypen hebben over leerlingen, kunnen zij onterecht lagere verwachtingen hebben dan dat de leerling aankan. Meestal worden leerlingen onterecht onderschat als ze opgroeien in gezinnen met een lage sociaaleconomische positie, een migratieachtergrond hebben, ouders hebben met geen of een praktische opleiding, of in een minder stedelijk gebied wonen. Hun kansen worden het meest beperkt door vooroordelen, verwachtingen en uitsluiting.
3. De invloed van het onderwijssysteem
Het Nederlandse onderwijssysteem heeft kenmerken die kunnen bijdragen aan kansenongelijkheid. Zo is er sprake van sterke differentiatie en vroege selectie waarbij leerlingen al op jonge leeftijd worden ingedeeld op niveau. Als kinderen ongeveer 11 jaar zijn, wordt met het schooladvies al bepaald welk onderwijsniveau ze zullen volgen op de middelbare school. In veel andere landen gebeurt dit pas op 15- of 16-jarige leeftijd.
Deze vroege selectie kan kansenongelijkheid voeden, doordat vroege selectie vaak nadelig is voor leerlingen die vroeg in het schooljaar jarig zijn, voor leerlingen met een minder gunstige sociaaleconomische positie, en voor laatbloeiers. Zij lopen meer risico om op een onderwijsniveau geplaatst te worden dat niet past bij hun capaciteiten.
Daarnaast kan sterke differentiatie nadelig werken, omdat het tussentijds veranderen van schoolsoort lastig is. Terwijl juist leerlingen die zijn ondergeadviseerd en laatbloeiers baat hebben bij een flexibel systeem waarin ze kunnen laten zien welk niveau daadwerkelijk aansluit bij hun capaciteiten. In theorie zouden leerlingen in het voortgezet onderwijs nog naar een hoger niveau kunnen, maar in de praktijk gebeurt dit weinig en is het lastig te realiseren.
Lees meer op de pagina Het schooladvies en onderadvisering
Ook discriminatie heeft negatieve invloed op de kansen die leerlingen krijgen in het onderwijs. Zo hebben leerlingen en studenten met een migratieachtergrond vaker te maken met stagediscriminatie. Naast het feit dat discriminatie nare gevolgen heeft voor het welbevinden en de gezondheid van kinderen en jongeren, kan het ook studievertraging of zelfs voortijdig schoolverlaten als gevolg hebben.
Lees meer op de pagina's:
Discriminatie uitgelegdOmgaan met discriminatie in de klas
Kansenongelijkheid in het onderwijs: een hardnekkig vraagstuk
Voor meer gelijke kansen is een collectieve aanpak nodig van verschillende partijen op verschillende terreinen en leefwerelden van kinderen en jongeren. In het factorenoverzicht dat ontwikkeld is door het Verwey-Jonker Instituut, staan 30 factoren beschreven die invloed hebben op kansenongelijkheid in het onderwijs.
Het onderwijs kan de kansenongelijkheid in het leven van kinderen niet volledig compenseren. Wel speelt het onderwijs een belangrijke rol. Het is daarom belangrijk om bewust te zijn van hoe je als school en als onderwijsprofessional kunt bijdragen aan gelijkere kansen voor alle leerlingen.
Bronnen
- Badou, M & M. Day (2021). Kansenongelijkheid in het onderwijs. Verkennend onderzoek naar factoren die samenhangen met onderwijs(on)gelijkheid. Verwey-Jonker Instituut.
- Badou, M & M. Day (2023). Onderzoeksrapport 'Het maakt uit waar je wieg staat'. Kwalitatief onderzoek naar het perspectief van VVE- en onderwijsprofessionals op het gebied van kansenongelijkheid. Verwey-Jonker Instituut.
- Bakker, J., E. Denessen, & M. Brus-Laeven (2007). Socio-economic background, parental involvement and teacher perceptions of these in relation to pupil achievement. Educational Studies, jaargang 33, nummer 2.
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (2024). Factoren die samenhangen met kansenongelijkheid.
- Denessen, E., L. Hornstra, L. van den Bergh & G. Bijlstra (2022). Implicit measures of teachers' attitudes and stereotypes, and their effects on teacher practice and student outcomes: A review. Learning and Instruction, jaargang 78, artikelnummer 101437.
- Duncan, G. J., & R. J. Murnane (2016). Rising inequality in family incomes and children's educational outcomes. RSF: The Russell Sage Foundation Journal of the Social Sciences, jaargang 2, nummer 2, p. 142–158.
- Engle, P. L., & M. M. Black (2008). The effect of poverty on child development and educational outcomes. American Psychologist, jaargang 63, nummer 6, p. 591–606.
- Gaikhorst, L., O. van der Mast, D. Stolker, K. Gelderman, R. van Caspel, A.-M. van Muijen, M. Hentzepeter & I. Soeterik (2022). Lesgeven vanuit hoge verwachtingen: Handreiking voor leraren. Kohnstamm Instituut.
- Hattie, J. (2015). The applicability of visible learning to higher education. Scholarship of Teaching and Learning in Psychology, jaargang 1, nummer 1, p. 79–91.
- Inspectie van het Onderwijs. (2024, February 1). Beleid van mbo-instellingen rond stagediscriminatie. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
- Kros, K., M. van de Gevel, S. de Winter-Koçak, R. Broekroelofs, C. Harnacke & H. Felten (2024). Studenten beschermen tegen gevolgen van stagediscriminatie: Literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek.
- McKinsey & Company. (2020, 22 april). Een verstevigd fundament voor iedereen: Onderzoek naar de doelmatigheid en toereikendheid van het funderend onderwijs. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
- Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). (2024). Handreiking schooladvisering: de overgang van PO naar VO.
- Onderwijsraad. (2021, april 15). Later selecteren, beter differentiëren. Onderwijsraad.
- Traag, T. (2012). Schooluitval en SES: Onderwijsongelijkheid en kansen voor de toekomst. Centraal Bureau voor de Statistiek.
- Van den Bergh, L., E. Denessen, L. Hornstra, M. Voeten, & R.W. Holland (2010). The implicit prejudiced attitudes of teachers: Relations to teacher expectations and the ethnic achievement gap. American Educational Research Journal, jaargang 47, nummer 2, p. 497-527.
- Van den Bergh, L., E. Denessen, & M. Volman (2020). Werk maken van gelijke kansen. Praktische inzichten uit onderzoek voor leraren basisonderwijs. Ten Brink Uitgevers.
- Walsh, M. E., & M.D. Theodorakakis (2017). The impact of economic inequality on children's development and achievement. Religions, jaargang 8, nummer 4, p. 67.
Lees ook
-
Het schooladvies en onderadvisering
Het schooladvies en onderadviseringSommige leerlingen krijgen een lager advies dan ze aankunnen. Dit heet onderadvisering. Wat is het precies en hoe komt het tot stand?
-
Hoe kun je als professional onderadvisering tegengaan?
Hoe kun je als professional onderadvisering tegengaan?Voor wieProfessionalsOnderadvisering belemmert de ontwikkeling en de kansen van leerlingen. Hoe kun je onderadvisering voorkomen en kansrijk adviseren?
-
Hoe kun je als leerkracht kansengelijkheid bevorderen in de klas?
Hoe kun je als leerkracht kansengelijkheid bevorderen in de klas?Voor wieProfessionalsLeerlingen met dezelfde capaciteiten krijgen niet altijd dezelfde kansen. Wat kun je als leerkracht doen om deze ongelijkheid te doorbreken?
-
Verwachtingen van de leerkracht, invloed op ontwikkelkansen en leerprestaties
Verwachtingen van de leerkracht, invloed op ontwikkelkansen en leerprestatiesDe verwachtingen van leerkrachten hebben invloed op de ontwikkelkansen en leerprestaties van leerlingen. Wat zijn leerkrachtverwachtingen?
