Een positief en sociaal veilig klimaat in de groep

Een positief en veilig klimaat in een groep zorgt ervoor dat kinderen, jongeren en professionals zich prettig voelen. Kinderen en jongeren voelen zich dan meer betrokken en verantwoordelijk voor elkaar. Een belangrijke voorwaarde voor een sociaal veilige omgeving, is dat pestgedrag geen ruimte krijgt. Als professional heb je daar dus een taak in. Hoe kun je de basis leggen voor een positief en sociaal veilig klimaat?

Positieve sfeer

Een positieve sfeer in de groep kenmerkt zich door een aantal onderdelen. Kinderen en jongeren voelen zich welkom, komen met plezier, durven zichzelf te zijn, gaan positief met elkaar om en kunnen samen conflicten oplossen. Jij kunt daar op de volgende manieren een bijdrage aan leveren:

  • Geef het goede voorbeeld. Ga met respect met anderen om, neem kinderen serieus en geef hen de ruimte om zichzelf te zijn.
  • Heb oog voor de groepsdynamiek. Kijk wat er gebeurt en hoe de kinderen op elkaar reageren. Verplaats je in het perspectief van het kind of de jongere en houd daar rekening mee in je handelen.
  • Benoem wat je ziet in de omgang tussen kinderen en maak problemen bespreekbaar. Praat over gevoelens en bedoelingen zodat kinderen inzicht krijgen in elkaar. Wanneer er een grap gemaakt wordt over een kind, vraag dan bijvoorbeeld hoe het kind dat ervaart.  En spreek daar de grappenmakers op aan.
  • Wees je bewust van je eigen stijl van begeleiden. Ben je bijvoorbeeld streng, geduldig of warm? Dat kan invloed hebben op de groepsdynamiek. Bij een groep die wat impulsiever of agressiever is, werkt het goed om duidelijke grenzen te stellen. Maar bij een groep die wat emotioneler is, werkt een warme, steunende begeleidingsstijl beter. Houd dus rekening met de samenstelling en het karakter van de groep.

Groepsvorming

Om pestgedrag te voorkomen, is het belangrijk om oog te hebben voor het verloop van de groepsdynamiek. In de fasen van groepsvorming bepalen de kinderen bewust en onbewust hoe de groep zich zal gaan gedragen, wie de leiders worden, of er een zondebok is, welke normen gelden en hoe zij met elkaar omgaan. Het is dus belangrijk dat proces in de gaten te houden en zo nodig bij te sturen.

Groepsdynamiek ontwikkelt zich gedurende het schooljaar volgens de volgende fasen:

  • Forming: de groep komt bij elkaar, kinderen of jongeren maken kennis met elkaar.
  • Storming: de kinderen of jongeren nemen hun positie in, ze leren elkaar kennen en proberen gedrag uit. Dit kan een chaotische fase zijn. Geef in deze fase positieve feedback op goed gedrag. Zorg dat kinderen elkaar leren kennen en inzicht krijgen in hun verschillen en overeenkomsten.
  • Norming: de sociale normen worden bepaald. Dit gaat grotendeels onbewust. Maar door duidelijk te maken wat gewenst en ongewenst gedrag is, kan hier invloed op worden uitgeoefend. Bespreek met de kinderen wat zij fijn vinden en hoe zij hier zelf aan bij kunnen dragen. Maak afspraken hoe verschillende problemen opgelost kunnen worden.
  • Performing: de kinderen reageren op elkaar in lijn met de groepsnorm, maar hebben blijvend sturing en hulp nodig om zich sociaal-emotioneel en communicatief te blijven ontwikkelen.  
  • Reforming of evaluatie: Bespreek regelmatig in de klas wat er goed gaat en wat kinderen nog kunnen doen om het nog fijner te hebben met elkaar. Vier de successen. Ga samen iets leuks doen als het einde van de groepssamenstelling nadert, omdat er bijvoorbeeld vakantie aankomt of er kinderen weggaan of bijkomen.

Storming

Bedenk dat de groep sommige fasen meerdere keren per schooljaar doorloopt. Na een vakantie of als de groepssamenstelling verandert, breekt bijvoorbeeld opnieuw een fase van storming aan. Kinderen zoeken weer naar hun positie en naar de verhoudingen binnen de groep.

Observeer dit gedrag en bekijk welke begeleiding de kinderen of jongeren nodig hebben. Geef hen de ruimte door bijvoorbeeld meer vrije momenten in te plannen, en voer extra individuele en groepsgesprekken over de sfeer. Speel in op wat je ziet.

Performing

Wanneer de groep op een goede manier de fase van performing bereikt, kunnen de kinderen pas goed gaan functioneren. Je kunt de groep helpen die fase te bereiken door kinderen medeverantwoordelijk te maken voor de groepsdynamiek. Laat hen bijvoorbeeld vragen beantwoorden over vriendschap, over samen spelen en over samenwerken. Op basis van de antwoorden kun je een sociogram maken dat inzicht biedt in de verhoudingen in de groep.

Stel samen met de kinderen regels op, en bedenk op welke manier jullie in de groep met elkaar willen omgaan. Laat kinderen ook benoemen wat ze van jou nodig hebben. Wees je hierbij bewust van je leidersrol, en benader de groep positief. Jouw houding is een voorbeeld voor kinderen of jongeren. Daarmee draag je uit wat gewenst en wat ongewenst gedrag is.

  • Tuckman, B. W. (1965). Developmental sequence in small groups. Psychological Bulletin, 63(6), 384-399.
Foto Mirella van den Burg

Mirella van den Burg, MSc

adviseur onderwijs en veiligheid