Münchhausen-by-proxysyndroom

Kenmerkend voor het münchhausen-by-proxysyndroom is dat de plegers bij een kind fysieke of psychische signalen of symptomen voorwenden of een verwonding of ziekte veroorzaken of verergeren.

Plegers doen naar anderen voorkomen alsof het kind ziek, beperkt of gewond is. De pleger verzint of overdrijft verschijnselen of rapporteert specifieke gedragingen/situaties die zich alleen voordoen in aanwezigheid van de pleger. Plegers kunnen anderen misleiden door patiëntdossiers aan te passen, of medisch onderzoek te verstoren, bijvoorbeeld door bloed of suiker aan de urine van een kind toe te voegen. Ook kunnen ze een kind een te hoge dosis medicatie geven, gifstoffen toedienen, uithongeren of verstikken.

Naamgeving

Bij het münchhausen-by-proxysyndroom is sprake van een combinatie van de mishandeling van het kind en de motivatie van de dader:

  • (Abuse by) Pediatric Condition Falsification (PCF): PCF is een ernstige vorm van kindermishandeling. Het kan hierbij gaan om het uitvergroten, veroorzaken, verergeren of verzinnen van psychische en fysieke klachten bij kinderen door de ouder(s).
  • Factitious Disorder Imposed by Another (FDIA): FDIA is een aandoening (en diagnose) waarbij de pleger een kind actief ziek maakt op welke wijze dan ook. Het vereist een actieve handeling van de pleger.

Kenmerken van plegers

In bijna alle gevallen blijkt de pleger de moeder van het kind te zijn, maar in zeldzame gevallen kan het ook de vader, een babysitter of een verpleegkundige zijn. Plegers blijken vaak zelf ook met kindermishandeling te maken hebben gehad. Er zijn aanwijzingen dat mensen die als kind met münchhausen-by-proxy te maken hebben gehad, dit gedrag van hun ouders overnemen en een Nagebootste stoornis ontwikkelen. Plegers hebben vaak een somatoforme of nagebootste stoornis. Mensen met een somatoforme stoornis hebben lichamelijke klachten waarvoor geen medische oorzaak gevonden is. Mensen met een nagebootste stoornis verzinnen of veroorzaken klachten bij zichzelf.

Motivatie

Plegers kunnen uiteenlopende motieven hebben om een ziekte bij een ander te verzinnen of veroorzaken. Mogelijk zijn plegers extreem bang hun kind te verliezen, waardoor ze symptomen en signalen overdrijven, in de hoop dat een arts verder zoekt naar een behandelbare ziekte. Plegers willen ervoor zorgen dat hun (valse) overtuigingen dat het kind ziek is, bevestigd worden. Plegers hopen hiermee soms ook dat ze zelf aandacht krijgen, bijvoorbeeld door medeleven vanuit hun omgeving voor hoe moeilijk het is om een ernstig ziek kind te hebben. Door de ziekte van het kind kunnen plegers een nauwe verzorgende rol in het leven van het kind houden. Soms kan het plegers ook financiële of materiële voordelen opleveren, doordat het kind ziek is.

Gevolgen voor het kind

De gevolgen voor kinderen die slachtoffer zijn van het münchhausen-by-proxysyndroom kunnen ingrijpend zijn. Veel kinderen kampen met ernstige lichamelijke klachten omdat zij onnodige operaties of behandelingen ondergaan en last hebben van bijwerkingen en complicaties. Zij kunnen verminkt raken en zelfs overlijden.

Bovendien loopt hun psychosociale ontwikkeling vaak achter door het veelvuldige ziekenhuisbezoek, waardoor ook sprake is van veel schoolverzuim. Zij hebben bijvoorbeeld moeite om vriendschappen aan te gaan met leeftijdsgenoten en kunnen moeilijk loskomen van hun ouders. Veel kinderen zijn angstig, veel bezig met hun (vermeende) ziekte en hebben het gevoel dat zij tekortschieten. Het regelmatige schoolverzuim kan leiden tot leerachterstanden. Veel van deze kinderen ontwikkelen posttraumatische stressverschijnselen door de medische onderzoeken en behandelingen.

Het is dus noodzakelijk dat artsen signalen van het münchhausen-by-proxysyndroom tijdig onderkennen. Dit kan veel leed en schade bij kinderen voorkomen.

Signalen onderkennen

Het münchhausen-by-proxysyndroom is moeilijk vast te stellen. De enige manier om tot de conclusie te komen dat er sprake is van münchhausen-by-proxysyndroom, is door andere ziektebeelden uit te sluiten. Dat vraagt grondig onderzoek.

Om verschillende redenen duurt het vaak lang voordat een vermoeden van münchhausen-by-proxysyndroom ontstaat. Een van de redenen is dat münchhausen-by-proxy zeldzaam is. De schattingen lopen uiteen van enkele tientallen tot maximaal enkele honderden per jaar. Het is niet uitzonderlijk dat ouders of verzorgers vasthoudend zijn als ze menen dat er iets met hun kind aan de hand is en de arts geen lichamelijke oorzaak voor de klachten weet te vinden. En als er niets te vinden blijkt, terwijl de ouders of verzorgers klachten rapporteren, zullen artsen geneigd zijn om het kind verder te zoeken, omdat ze niets over het hoofd willen zien.

Het kan zijn dat bevindingen uit onderzoek en diagnostiek geen verklaring geven voor de lichamelijke of psychische toestand van een kind. Als daarbij ook een of meer van onderstaande bevindingen zich voordoen, kan dat artsen en andere betrokken professionals alert maken op het münchhausen-by-proxysyndroom:

  • De gerapporteerde signalen en symptomen zijn alleen gezien door de ouder of verzorger.
  • Het kind reageert onverklaarbaar slecht op de voorgeschreven medicijnen of behandeling.
  • De ouder of verzorger rapporteert herhaaldelijk nieuwe symptomen.
  • De historie van gebeurtenissen is medisch gezien zeer onwaarschijnlijk.
  • Ondanks een definitieve medische conclusie zoekt de ouder of verzorger medisch advies bij allerlei deskundigen en blijft de getrokken conclusies aanvechten, waarbij het kind allerlei onderzoeken of behandelingen blijft ondergaan voor uiteenlopende klachten en symptomen.
  • Het kind heeft weinig normale dagactiviteiten (bijvoorbeeld veel schoolverzuim), meer dan verwacht op basis van de aanwezige klachten of vastgestelde ziekte.
  • Familie of andere professionals geven aan dat ze zich zorgen maken over de situatie,  zoals het vele doktersbezoek.

Als artsen een vermoeden van het münchhausen-by-proxysyndroom hebben, is het belangrijk dat ze samenwerking zoeken met andere medische disciplines. In de meeste situaties is het de hoofdbehandelaar die een vermoeden krijgt. Deze zoekt dan de samenwerking met een kinderarts, forensisch arts en vertrouwensarts van Veilig Thuis. Gezamenlijk moeten zij tot een volledig overzicht van het medisch dossier van een kind komen, zodat ziekteverloop en verwijspatronen zichtbaar worden.

Wanneer duidelijk wordt dat daadwerkelijk sprake is van het münchhausen-by-proxysyndroom is het noodzakelijk de politie, het openbaar ministerie en de Raad voor de Kinderbescherming te betrekken om het kind te beschermen en een mogelijk strafrechtelijk traject tegen de pleger te starten. Het kind heeft een veilige plek nodig om te verblijven. Het kan zijn dat de ouder met het münchhausen-by-proxysyndroom uit huis gaat, maar het kan ook nodig zijn om het kind uit huis te plaatsten.

Behandeling

Alle betrokkenen in het gezin hebben behandeling nodig wanneer het münchhausen-by-proxysyndroom is vastgesteld. In de eerste plaats het kind, dat moet begrijpen wat er gebeurd is en dat het niet een ziek, maar een gezond kind is. Dat geldt ook voor broers en zussen, die opeens een gezonde broer of zus hebben in plaats van een zieke. Daarnaast hebben zij ondersteuning nodig bij het plotselinge verlies van een ouder, waar zij voor langere tijd geen contact meer mee kunnen hebben.

Daarnaast heeft de pleger behandeling nodig. De pleger moet zich bewust worden van wat diegene gedaan heeft en wat dat bij het kind teweeg heeft gebracht. De prognose voor behandeling is slecht als een pleger geen gevoelens van schuld en schaamte ervaart en weinig zelfreflecterend vermogen heeft. Bij plegers die doorgaan met het misleidende gedrag, hun gedrag ontkennen en niet kunnen toegeven heeft behandeling weinig effect.

Tot slot heeft ook de niet-plegende ouder behandeling nodig. Deze ouder heeft behandeling nodig om te kunnen begrijpen wat er gebeurd is, wat diens rol daarin was en om opvoedingstaken weer op te kunnen pakken.

  • APSAC (2017). Munchausen by Proxy: Clinical and Case Management Guidance. Columbus (Ohio): APSAC.
  • Bass, C. en Glaser, D. (2014). Early recognition and management of fabricated or induced illness in children. The Lancet, 383, 1412-1421.
  • American Psychological Association (2013). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, fifth edition (DSM-5).
  • Putte, E.M. van de, A.H. Teeuw. en N.J. Schoonenberg  (2013). Pediatric Condition Falsification (PCF),  in: Putte, E.M van de, I.M.A. Lukkassen, I.M.B. Russel, en A.H. Teeuw,  'Medisch handboek kindermishandeling'. Houten, Bohn Stafleu van Loghum.

Lees ook

Foto Suzanne Bakker