Snijders-Oomen Niet-verbale Intelligentietest 2½-7 (SON-R 2½-7)
De Snijders-Oomen Niet-verbale Intelligentietest 2½-7 (SON-R 2,5-7) is een algemene intelligentietest voor kinderen van 2½ tot 7 jaar. In de SON-R 2½-7 speelt de gesproken taal geen rol, zodat de test bruikbaar is bij kinderen met communicatieve handicaps of een onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal.
Doel
De SON-R 2,5-7 meet de algemene intelligentie van kinderen met beperkte verbale communicatieve vaardigheden.
Doelgroep
Kinderen van 2½ tot 7 jaar die beperkt zijn in hun verbale communicatie, zoals dove en slechthorende kinderen, kinderen met taal- en spraakstoornissen, allochtone kinderen bij wie thuis geen Nederlands wordt gesproken, autistische kinderen, kinderen met een ontwikkelingsachterstand en zwakbegaafde kinderen ouder dan 6 jaar.
Materialen
Dit instrument bestaat uit een handleiding, scoreformulieren, een geautomatiseerd scoringsprogramma en verschillend testmateriaal zoals testboeken, kaarten, puzzels, vierkantjes, steentjes en een onderlegger.
Gebruik
De afname van de SON-R 2½-7 is niet voorbehouden aan psychologen en (ortho)pedagogen, de interpretatie en rapportage van de testresultaten wel. Ervaring met het afnemen van testen en met het omgaan met jonge kinderen met specifieke problemen en handicaps is vereist.
De SON-R 2½-7 kan, afhankelijk van de communicatiemogelijkheden van het kind, met en zonder het gebruik van gesproken taal worden afgenomen. Bij een verbale instructie moet de afnemer zich beperken tot de voorgeschreven tekst zodat in vergelijking met de nonverbale instructie geen extra informatie wordt gegeven.
Bij voorkeur moet de gehele test in één keer en in een vaste volgorde afgenomen worden. Alleen bij het tweede deel van de performale tests moet een tijdslimiet worden gehanteerd. Er moet worden gewerkt volgens een adaptieve procedure die erop is gericht de afname te beperken tot de items die aansluiten bij het niveau van het kind. Dit betekent dat de afnemer zich moet zich houden aan de per subtest geldende instap- en afbreekregels. De afnemer kan tijdens de afname feedback geven aan het kind door na de beantwoording van de opgave aan te geven of de oplossing goed of fout is. Bij een fout antwoord verbetert de afnemer samen met het kind de fout maar legt niet uit waarom het gegeven antwoord verkeerd was. Voor de scoring geldt het antwoord als fout.
Ook moet de omgeving waarin de test wordt afgenomen aan bepaalde voorwaarden voldoen. De stoel en de tafel waaraan de testafname plaatsvindt, moeten in hoogte kunnen worden aangepast aan het kind en zodanig zijn opgesteld dat de afnemer recht tegenover het kind zit. Op de tafel ligt, op een donkere onderlegger, alleen het materiaal van één subtest. Het overige testmateriaal en het scoreformulier moeten binnen handbereik op een andere tafel liggen en buiten het zicht van het kind blijven tot het betreffende onderdeel wordt afgenomen.
Wanneer een strikte doorvoering van de standaardinstructies, bijvoorbeeld in het geval van een ernstige motorische handicap, tot gevolg heeft dat de uitkomst weinig zegt over de cognitieve vaardigheid van een kind, kan de afnemer de instructies aanpassen. In de handleiding worden hiervoor suggesties gedaan. Wanneer de afnemer afwijkt van de standaardinstructies moet dit vermeld worden op het scoreformulier.
Gebruik in Routine Outcome Monitoring (ROM)
Dit instrument wordt (nog) niet gebruikt om een Reliable Change Index (RCI) te berekenen. Een Reliable Change Index brengt voor een specifieke cliënt in kaart wat het effect is van de hulpverlening.
Meer informatie
- Onderwerp:
-
Licht verstandelijk beperkte jeugd
- Doel:
-
Diagnostiek
- Leeftijd:
- 2 - 6 jaar