E201: Problemen met vrijetijdsbesteding
Onderdeel van:Code | Probleem | Niveau |
---|---|---|
E | Jeugdige en omgeving | As |
E200 | Problemen met relaties, vrienden, sociaal netwerk en vrije tijd | Groep |
Code | Probleem | Niveau |
---|---|---|
E | Jeugdige en omgeving | As |
E200 | Problemen met relaties, vrienden, sociaal netwerk en vrije tijd | Groep |
Bij deze problematiek ondervindt de jeugdige problemen met vrijetijdsbesteding door een tekort of een overvloed aan activiteiten, te eenzijdige activiteiten of door de omgeving niet-geaccepteerde en/of destructieve activiteiten. In het eerste geval spreekt men van verveling. De problemen worden niet veroorzaakt door zwakbegaafdheid van de jeugdige.
Verveling treedt op als alle dingen die leuk en interessant zijn om te doen niet kunnen of niet mogen, en men toch geen zin heeft om niets te doen. Verveling kan het gevolg zijn van een gebrek aan prikkels of van prikkels die als saai, eentonig of repetitief ervaren worden. Dit type verveling kenmerkt zich door een gevoel van lusteloosheid, desinteresse en hangerigheid, grenzend aan ergernis. Er is onder meer sprake van:
Hierbij eist of verwacht de omgeving (gezin, school, familie) een te groot scala van activiteiten van de jeugdige. Kenmerkend is dat de jeugdige nergens tijd voor heeft.
Voorbeelden van zeer eenzijdige bezigheden van een jeugdige zijn: ieder vrij uur alleen maar drummen, achter de computer zitten, televisiekijken, enzovoort. Behalve een gebrek of tekort aan middelen kan sprake zijn van:
Hierbij wordt de vrijetijdsbesteding van de jeugdige in sterke mate bepaald door de interactie met de omgeving. Problemen kunnen ontstaan wanneer er in het kader van groepsdynamiek activiteiten worden opgelegd of geëist, die niet stroken met de waarden en normen of gebruiken van de omgeving waar de jeugdige normaal in verkeert.
Verveling kan in iedere levensfase voorkomen. Jeugdigen die zich niet kunnen vermaken, hebben daar zelf last van, maar vallen daarmee (soms) ook de omgeving lastig. Hierdoor kunnen uiteenlopende problemen ontstaan (Marcoen, 1990; Feddema & Wagenaar, 2006). Uit een steekproef van jeugdigen in de leeftijd van 10 tot 17 jaar blijkt dat de jongere jeugdigen zich meer vervelen dan de oudere. Blijkbaar beschikken oudere adolescenten over meer mogelijkheden en vrijheid om met verveling om te gaan, en hebben ze minder gelegenheid zich te vervelen door bijvoorbeeld toegenomen specificering van hun belangstelling (Marcoen, 1990).
Verveling wordt in verschillende culturen anders gewaardeerd. In veel niet-westerse culturen wordt verveling gezien als een noodzakelijke stap in de ontwikkeling (Feddema & Wagenaar, 2006). Bij migrantengezinnen, van wie jeugdigen in het land van herkomst meestal al op jonge leeftijd andere bezigheden en verantwoordelijkheden hebben en met materiaal spelen dat binnen en buiten voorhanden is, kan een gebrek aan faciliteiten uitgroeien tot een echt tekort aan ontwikkelende bezigheden.
De sociale druk om een kind te hebben dat opvalt, het beste presteert of een uitzondering is (denk daarbij aan de populariteit van het krijgen van media-aandacht door middel van bijvoorbeeld Youtube, Idols en The Voice of Holland), is in de Noord-Atlantische gemeenschap veel groter dan bij de meeste migranten.
Verwar het hierboven beschreven probleem niet met onderstaande problemen.
Code | Probleem |
---|---|
A101 | Teruggetrokken gedrag |
A102 | Angstproblemen |
D702 | Gebrekkig sociaal netwerk gezin |
E203 | Problematische relatie met leeftijdsgenoten (onder andere gepest worden buiten school/werk) |