'Opbouw van reële tarieven wettelijk vastgelegd'

Ministers Hugo de Jonge (VWS) en Sander Dekker (Rechtsbescherming) gaan de elementen van een redelijk tarief voor jeugdzorg vastleggen in een Algemene Maatregel van Bestuur. Ook willen ze daarin eisen vastleggen voor een zorgvuldige inkoop, schrijven ze aan de Tweede Kamer in hun brief Perspectief voor de jeugd.

De bewindslieden willen vastleggen op welke elementen tarieven gebaseerd zijn, maar niet hoe hoog de tarieven zijn. Ze willen de tarieven baseren op de kosten van beroepskrachten, inclusief niet-productieve uren als gevolg van bijvoorbeeld ziekte, overleg en scholing; op reële overheadkosten; en op reis- en opleidingskosten. Ook kosten die voortkomen uit verplichtingen die gemeenten zelf opleggen aan de jeugdhulpaanbieders moeten meetellen, zoals rapportage en administratie. Verder moet duidelijk zijn hoe de tarieven geïndexeerd worden.

Er komen geen landelijke tarieven, schrijven de ministers. Daarvoor zijn de lokale verschillen in bijvoorbeeld vastgoed en gemiddelde reisafstanden te groot. Ook zou het een remmende werking kunnen hebben op innovatie.

Zorgvuldige inkoop

Voor een zorgvuldige inkoop vinden de bewindslieden het belangrijk dat gemeenten meerjarige contracten afsluiten. De minimumcontractduur wordt drie jaar voor gesloten jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering, en jeugdhulp die samenhangt met een strafrechtelijke beslissing. In de contracten staat ook hoe de continuïteit van zorg geregeld is na afloop van het contract.

Tom van Yperen, expert bij het Nederland Jeugdinstituut, pleit ervoor in de eisen voor zorgvuldige inkoop ook op te nemen dat gemeenten en jeugdzorgaanbieders afspraken moeten maken over de monitoring van de resultaten van hulp. 'Gemeenten en aanbieders hebben landelijk afgesproken welke outcome-indicatoren ze gebruiken om de kwaliteit van de hulp te beoordelen. Laat ze in hun contracten ook vastleggen dat ze die indicatoren gebruiken bij de monitoring, de rapportage en kwaliteitsgesprekken over de verbetering van het hulpaanbod.'

Bron: Ministerie van VWS; Nederlands Jeugdinstituut