CBS ziet meer herstel ouderlijk gezag

Vergeleken met voorgaande jaren zijn in 2021 meer voogdijmaatregelen beëindigd door herstel van het ouderlijk gezag. Daarnaast blijkt het aantal ondertoezichtstellingen licht gedaald en kregen minder jongeren gesloten jeugdzorg. Dat constateert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

In 2021 kregen 461 duizend jongeren een vorm van jeugdzorg: jeugdhulp, jeugdbescherming of jeugdreclassering. Het overgrote deel daarvan, 450 duizend, kreeg jeugdhulp. Daarvan kreeg 0,4 procent gesloten zorg. Vergeleken met 2019 ziet het CBS in de gesloten jeugdzorg een afname van bijna 29 procent. Ruim 41 duizend jongeren kregen jeugdbescherming. Daarin valt vooral de stijging op van het aantal jeugdhulptrajecten dat eindigt met herstel van het ouderlijk gezag. In eerdere jaren hield de voogdij vooral op omdat een jongere 18 jaar werd.

In gesprek

'Op basis van deze cijfers kunnen we nog niet met zekerheid zeggen waarom het ouderlijk gezag vaker hersteld wordt', reageert Afke Donker van het Nederlands Jeugdinstituut. 'Was er door corona een achterstand bij de rechters in het terugplaatsen? Waren er minder plaatsingen of ging het om jongere kinderen? Of is er inderdaad meer goede hulp ingezet waardoor de voogdij beëindigd kon worden? Om deze stijging goed te duiden zijn gesprekken nodig tussen gemeenten, aanbieders en maatschappelijke partners. Voor het voeren van die gesprekken hebben we de tool Samen in gesprek over cijfers gemaakt.'

Minder ondertoezichtstellingen

Het CBS constateert een lichte daling van het aantal ondertoezichtstellingen. De stijgende trend die sinds 2015 te zien was, lijkt doorbroken. 'Een wenselijke ontwikkeling, maar over de oorzaak van deze daling valt nog weinig te zeggen', zegt Donker. 'Daarvoor moet je naar de hele keten kijken. Heeft het te maken met wachtlijsten bij de Raad voor de Kinderbescherming en de rechters? Is er sprake van opstopping in de keten door drukte bij de gecertificeerde instellingen? Of lukt het de wijkteams beter om jeugdbeschermingsmaatregelen te voorkomen? Voordat we conclusies kunnen trekken, zouden beleidsmakers in gesprek moeten gaan met jeugdbeschermingsinstellingen, jeugdrechters, wijkteams, Veilig Thuis en de politie over wat zij zien gebeuren.'

Verwijzingen

De verwijzingen naar jeugdhulp blijken steeds meer via de huisarts te lopen en minder via de gemeente. Voor een deel kan dat komen doordat het CBS inmiddels de gegevens van nieuwe jeugdhulpaanbieders heeft toegevoegd. Huisartsen verwijzen bijna uitsluitend naar ambulante hulp, meestal in de ggz. 'Op zich is het fijn dat kinderen snel hulp krijgen, maar deze ontwikkeling maakt het voor gemeenten nog lastiger om greep te krijgen op de jeugdhulp', stelt Donker.

Ze wijst op een andere mogelijkheid: het inzetten van praktijkondersteuners jeugd bij huisartsen, gefinancierd door gemeenten. Daarmee worden goede resultaten geboekt. 'Uit onderzoek blijkt dat deze praktijkondersteuners jeugd de huisarts ontlasten. In 41 procent van de gevallen kunnen zij binnen vier gesprekken voldoende hulp bieden in de eigen omgeving zonder dat een kind verder verwezen hoeft te worden. Dat scheelt veel kosten, draagt bij aan het normaliseren van hobbels in de opvoeding en zorgt ervoor dat wachtlijsten in de ggz afnemen, waardoor kinderen en jongeren met ernstige problematiek daar sneller terechtkunnen.'

Lastig vergelijken

De vergelijking van de cijfers over 2021 met die van eerdere jaren is lastig te maken omdat het CBS dit jaar de gegevens van veel meer jeugdzorgaanbieders heeft meegenomen. Daarbij gaat het vooral om aanbieders van ambulante hulp. Ook heeft het CBS een andere analysemethode gebruikt dan voorgaande jaren.

Bron: CBS

Meer informatie

Bericht CBSTool Samen in gesprek over cijfersJeugdhulp bij de huisarts