Van label naar leefwereld: anders kijken naar gedrag bij KOOS Utrecht

Header

Hoe organiseer je specialistische jeugdhulp zonder dat een DSM-label het startpunt is? KOOS Utrecht brengt dat in de praktijk. Lotte Westra was jarenlang strategisch adviseur en programmaregisseur bij KOOS Utrecht. Ze vertelt hoe de organisatie, in opdracht van de gemeente Utrecht, stap voor stap verschuift van medisch naar ontwikkelingsgericht werken, waarin gedrag altijd wordt gezien in samenhang met de leefwereld van kinderen en jongeren.

'We willen dat iedereen anders leert kijken naar vraagstukken rondom gedrag'

Anders organiseren, anders kijken

In 2019 besloot de gemeente Utrecht aanvullende jeugdhulp anders te organiseren: niet versnipperd, maar samenhangend en wijkgericht. Vijf zorgorganisaties gaven daar met KOOS Utrecht invulling aan. 'Die herinrichting gaf ruimte om anders naar hulpverlening te kijken', vertelt Lotte. 

KOOS Utrecht zag dat het labelen van problemen de blik op hulpverlening vernauwde. 'Zodra je stoornissen als uitgangspunt neemt, richt je ook je organisatie daarnaar in', zegt Lotte. 'Een DSM-classificatie is een te individuele benadering. Het werkt systemisch kijken tegen. Wij willen weten: wat speelt er in de wijk, op school, in het gezin? Hoe beïnvloedt de omgeving het kind of de jongere? We willen dat iedereen anders leert kijken naar vraagstukken rondom gedrag. Niet als individueel probleem, maar als iets dat samenhangt met de ontwikkeling van het kind én met wat er in de omgeving gebeurt.'

'KOOS begint elk traject met een brede beeldvorming, in plaats van te versmallen en direct te richten op classificeren.'

Eerst een goed beeld

De aanmeldingen komen per wijk binnen en worden door een multidisciplinaire blik in het aanmeldteam besproken. KOOS begint elk traject met een brede beeldvorming, in plaats van te versmallen en direct te richten op classificeren. Er vindt na aanmelding eerst een vraagverhelderingsgesprek plaats met het gezin en de verwijzer. 'Pas dan hebben we een goed eerste beeld', zegt Lotte. 'En kunnen we collega's met de juiste expertise koppelen aan de jongere of het gezin. De DSM is daarbij niet verdwenen, maar speelt pas later eventueel een rol, als aanvulling als het helpend is, niet als vertrekpunt.'   

Nieuwe inzichten

De wijkgerichte manier van werken levert veel nieuwe inzichten op. Omdat alle vragen uit één gebied bij hetzelfde team binnenkomen, ziet KOOS patronen die anders verborgen zouden blijven. Soms komen opvallend veel aanmeldingen van één school binnen. 'Dat kan iets zeggen over de kinderen', vertelt Lotte, 'maar misschien ook over context op de school zelf of de omgeving waarin ze opgroeien. Dan gaan we liever in gesprek met de school dan elk kind afzonderlijk behandelen.' Zo verschuift de blik van het individu naar het systeem, en ontstaan interventies die niet één kind, maar een hele omgeving versterken.

Financiering die samenwerking stimuleert

De gemeente Utrecht bekostigt KOOS via een vast jaarbudget. Vanuit dat budget is KOOS verantwoordelijk voor álle vragen die horen bij aanvullende zorg voor jeugd in de wijken Vleuten, De Meern, Leidsche Rijn, West en Zuidwest. Van  vragen op het gebied van mentale gezondheid tot complexe gezinsproblematiek. 'Dat voorkomt wat je op andere plekken wel ziet gebeuren: het zogenoemde "cherry picking"', vertelt Lotte. 'Waarbij organisaties vooral de lichtere casussen oppakken en de zwaardere laten liggen.'

'Wij kunnen niet kiezen welke vragen we aannemen. We dragen samen verantwoordelijkheid voor de hele wijk.' Deze manier van financieren stimuleert samenwerking tussen professionals en zorgt dat de schaarse capaciteit terechtkomt waar die het hardst nodig is.

Andere vormen van ondersteuning

Omdat KOOS alle hulpvragen in de wijk oppakt, schuiven lichtere vragen soms op. 'Vragen over suïcidaliteit of dreigende uithuisplaatsing gaan bijvoorbeeld altijd eerst', legt Lotte uit. 'Om te voorkomen dat andere gezinnen te lang zonder steun blijven, zoeken we naar alternatieve vormen van ondersteuning. Zo zijn er BOOST-groepen waarin jongeren, onder begeleiding van een jongerenwerker en gezinswerker, elkaar helpen zonder te hoeven wachten, en e-healthmodules zoals die over het gedrag dat vaak omschreven wordt als ADHD. De wachtlijst verdwijnt niet, maar we zetten ons met partners in om op nieuwe manieren te zorgen dat mensen intussen aan de slag kunnen, zodat vragen niet uitgroeien tot erger.

Groepsgericht werken wordt daarbij steeds belangrijker. 'Veel jongeren en ouders komen juist in groepen verder', zegt Lotte. 'Ze vinden er herkenning, leren van elkaar en bouwen aan een steunend netwerk.' KOOS ontwikkelt zowel thematische groepen, zoals bij persoonlijkheidsproblematiek, als methodische, zoals Verbindend gezag. Hierbij zoeken ze wel steeds naar manieren om ook het systeem voldoende mee te nemen, zodat de ondersteuning niet opnieuw alleen op het individu gericht wordt.

Breder kijken vraagt om gezamenlijke verandering

De keuze om niet vanuit DSM-classificaties de hulpvraag te starten, vraagt meer dan een verandering in de jeugdhulp zelf. 'Als we gedrag echt anders willen begrijpen, moeten we allemaal anders leren kijken', zegt Lotte. 'Zolang ouders, scholen en huisartsen hun informatie nog vooral uit de medische hoek halen, en dit de taal is die we samen spreken als het gaat om het gedrag van kinderen, blijven de verwachtingen hetzelfde.' 

Volgens haar ligt de uitdaging dus niet alleen bij organisaties als KOOS, maar bij het hele netwerk rond kinderen en jongeren. 'Het gesprek over gedrag moet overal gevoerd worden, in gezinnen, scholen, wijkteams, traditionele en sociale media en beleid. Alleen dan kunnen we vraagstukken echt vanuit ontwikkeling, in plaats van classificatie benaderen. En bouwen aan een jeugdhulp die kinderen niet in hokjes plaatst, maar in hun leefwereld versterkt.'

Inzichten uit de praktijk van KOOS Utrecht

Kijk verder dan het label

Een DSM-classificatie kan helpen, maar mag nooit het vertrekpunt zijn. Door gedrag te zien in samenhang met gezin, school en omgeving ontstaat een vollediger beeld van wat een kind nodig heeft.

Begin met verkennen, niet met verwijzen

Elk traject start met een brede vraagverheldering door een multidisciplinair team. Zo wordt de juiste expertise verbonden aan het kind of gezin, nog vóórdat er een classificatie is gesteld.

Werk wijkgericht en zie patronen

Door alle hulpvragen in een wijk samen te brengen, worden trends zichtbaar die anders onopgemerkt blijven, bijvoorbeeld op één school of in een buurt. Dat maakt het mogelijk om ook de omgeving te versterken en meer in te kunnen zetten op grondoorzaken.

Organiseer financiering die samenwerking stimuleert

Een vast jaarbudget voor één organisatie met een brede verantwoordelijkheid voor de hele wijk voorkomt dat organisaties alleen de lichtere casussen oppakken. Zo blijft de aandacht gericht op samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid.

Blijf breder kijken dan de jeugdhulp

Een andere blik op gedrag vraagt verandering in het hele netwerk: van ouders tot scholen en van sociale media tot huisartsen. Alleen samen kan het gesprek verschuiven van classificatie naar ontwikkeling.

Foto Neeltje van den Bedem

Dr. Neeltje van den Bedem

senior inhoudsdeskundige Opgroeien en opvoeden
n.vandenbedem [at] nji.nl