Gebruik jeugdzorg door kinderen met migratieachtergrond

Met veel kinderen gaat het goed, ongeacht of zij een migratieachtergrond hebben of niet. Voor sommige kinderen is er extra aandacht nodig, of er spelen vragen over hun ontwikkeling of opvoeding waardoor zij of hun ouders bij jeugdhulpvoorzieningen aankloppen of terechtkomen.

Vormen van jeugdzorg

Het kan om relatief eenvoudige vragen gaan, maar ook om grotere problematiek waarvoor specialistische jeugdhulp nodig is. Kinderen of ouders kunnen ook verplicht hulp krijgen als zij in de problemen geraakt zijn. Zij krijgen dan te maken met jeugdbescherming of jeugdreclassering. 

Cijfers over het gebruik van diverse vormen van jeugdzorg kunnen iets zeggen over de toegankelijkheid ervan of de geneigdheid van ouders om hulp te zoeken. Hieronder wordt specifiek ingegaan op verschillen in de mate waarin kinderen en ouders met een migratieachtergrond gebruikmaken van jeugdzorg vergeleken met kinderen en ouders zonder migratieachtergrond.

Onder jeugdzorg verstaan we alle vormen van hulp en ondersteuning, zoals ondersteuning van kinderen of ouders met een licht verstandelijke beperking, hulp bij opvoedvragen, opvoedhulp en jeugd-ggz. De zorg varieert van licht ambulant - vaak vanuit een wijkteam, ook voor eenvoudige opvoedvragen - tot en met intensieve, zeer gespecialiseerde zorg in een al dan niet gesloten instelling (JeugdzorgPlus).

Gevarieerd beeld 

Kinderen en jongeren met een migratieachtergrond maken vergeleken met jeugdigen van Nederlandse origine iets minder vaak gebruik van jeugdhulp, maar vaker van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Dit geldt voornamelijk voor kinderen en jongeren met een 'niet-westerse' migratieachtergrond.

Een nadere blik op afzonderlijke herkomstgroepen laat een gevarieerder beeld zien. Gegevens hierover zijn vooral voorhanden over grotere groepen met een langere migratiegeschiedenis: Surinaams- of Caribisch-Nederlandse jeugdigen en Marokkaans- en Turks-Nederlandse jeugdigen.

Onder deze groepen spelen er veel overeenkomstige vraagstukken en omstandigheden die een hoger gebruik van jeugdhulp zouden kunnen meebrengen. Zo zijn er binnen die groepen relatief meer (deels specifieke) ontwikkelings- en opvoedvragen vergeleken met jongeren van Nederlandse origine.

Een deel van de kinderen en jongeren uit deze vier groepen heeft te maken met ongunstiger leefomstandigheden. Hun ouders hebben bijvoorbeeld geen of een lage opleiding gevolgd, hebben een lager inkomen of zijn uitkeringsafhankelijk; of ze leven in wijken met weinig positieve voorbeelden. Dit kan zorgen voor meer problemen of uitdagingen bij het opgroeien.

Surinaams- en Caribisch-Nederlandse kinderen groeien daarnaast vaker dan andere kinderen op in een eenoudergezin. Binnen deze groepen heeft dit niet altijd negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van het kind. Tegelijkertijd bestaat er bij een deel van al deze groepen afstand tussen ouders en jeugdvoorzieningen. Die afstand wordt veroorzaakt door zowel factoren van de kant van de ouders als van de kant voorzieningen. Bij ouders zijn dit wantrouwen, onbekendheid, taboe en taal. Bij voorzieningen handelingsverlegenheid, beperkte aansluiting van aanbod op vragen van ouders en te weinig outreachend werken.

Surinaams- en Caribisch-Nederlandse kinderen maken meer gebruik van verschillende vormen van jeugdhulp dan gemiddeld. Bij Marokkaans- en Turks-Nederlandse kinderen en ouders zien we relatief weinig gebruik van lichtere vormen van jeugdhulp. Tegelijkertijd zijn jongeren uit deze vier groepen oververtegenwoordigd  in de jeugdreclassering, de jeugdbescherming en andere zwaardere vormen van jeugdhulp.

Oorzaken

Doordat ouders en kinderen uit deze groepen niet tijdig de hulp of ondersteuning krijgen die zij nodig hebben, neemt bij deze gezinnen de kans op escalatie van problemen toe. Wanneer problemen geëscaleerd zijn, is er vaak intensieve of zeer gespecialiseerde zorg nodig. Dat jongeren of ouders uit deze groepen oververtegenwoordigd zijn in de zwaardere jeugdzorg, lijkt dus vooral te komen doordat het reguliere hulpaanbod niet aansluit op hun behoeften.

Daarnaast heeft onderzoek uitgewezen dat vooral laagopgeleide ouders uit deze groepen problemen niet altijd herkennen en minder op de opvoeding reflecteren. Doordat er wantrouwen en afstand bestaat, is een deel van deze ouders gebaat bij een groepsaanbod vanuit voorzieningen binnen hun gemeenschap of wijk, die goed aansluiten bij hun leefwereld. Dat groepsaanbod kan hun helpen als opstap naar het gaan herkennen van opvoedvragen en het kunnen en durven vragen van hulp. Ook bij Surinaams- of Caribisch-Nederlandse ouders of vluchtelingenouders kan het onderling bespreken van opvoedvraagstukken in eigen kring een belangrijke ondersteuningsvorm zijn.

Wat kunnen professionals doen?

Toegankelijkheid van een 'lichter' hulpaanbod is een belangrijk aandachtspunt. Om te voorkomen dat problemen escaleren en opschaling van zorg noodzakelijk wordt, zullen professionals gezinnen in een eerder stadium moeten zien te bereiken en preventieve ondersteuning moeten bieden. Hiermee kunnen professionals ook het wantrouwen dat in groepen bestaat ten aanzien van jeugdzorg verkleinen, en het gebruik van jeugdhulp normaliseren.

Voor jeugdprofessionals die zich in hun praktijk willen inzetten om gezinnen eerder te bereiken en het hulpaanbod passend te maken, zijn de volgende aanbevelingen van belang:

  • Zorg ervoor dat het hulpaanbod afgestemd is op de vragen en leefwereld van ouders.
  • Zet informele steun in en werk hiermee samen. Verwijs ouders met specifieke opvoedvragen naar een informeel steunaanbod.
  • Ga de wijk in of sluit aan bij plekken waar ouders al komen. Werk hierbij samen met sleutelfiguren en zet deze in om het wantrouwen bij ouders te verminderen.
  • Zorg als organisatie dat je personeelsbestand divers is en bied mogelijkheden voor hulp in eigen taal, bijvoorbeeld voorlichting voor ouders.
  • Werk aan je kennis, vaardigheden en houding als professional.
  • Let op of de in te zetten interventies voldoende diversiteitgevoelig zijn.

Centraal Bureau voor de Statistiek (2020). Jongeren met jeugdzorg [tabellen]

De Gruijter, M., Pels, T., Mesic, A. & Campbell, T.(2021). Opvoeden in gezinnen van statushouders. Utrecht: Kennisplatform Integratie & Samenleving.

Gilsing, R., Pels, T., Bellaart, H. & Tierolf, B. (2015). Grote verschillen in gebruik jeugdzorg naar herkomst. Utrecht: Kennisplatform Integratie en Samenleving.

Gilsing, R., Stoutjesdijk, F., Ditelbrink, M. & Tierolf, B., m.m.v. M. Van het Hoff (2018). Divers bereik. Jeugdhulp naar migratieachtergrond in Amsterdam. Verwey-Jonker Instituut Link: Divers bereik: jeugdhulp naar migratieachtergrond in Amsterdam - Verwey-Jonker Instituut

Pharos (2019). Opvoedondersteuning bij niet-westerse migranten en vluchtelingengezinnen. Factsheet. Utrecht: Pharos.

Verhulp, E.E., Stevens G.W.J.M., & Vollebergh, W.A.M. (2018). Op zoek naar verklaringen voor de ondervertegenwoordiging in de jeugdhulp van jongeren met een migratieachtergrond. Kind en Adolescent, 39(2): 160-181.

Van den Broek, A., Kleijnen, E. & Keuzenkamp, S. (2010) Naar Hollands gebruik? Verschillen in gebruik van hulp bij opvoeding, onderwijs en gezondheid tussen autochtonen en migranten. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Foto Letty Darwish

Letty Darwish

adviseur en redacteur