Vier hechtingsstijlen van Ainsworth

De Amerikaanse psycholoog Mary Ainsworth onderscheidde vier typen gehechtheid. Zij ontwikkelde een standaard observatieprocedure (De Vreemde-situatietest) waarmee bij kinderen van twaalf tot twintig maanden de hechtingsstijlen kunnen worden vastgesteld.

Type A: Onveilig-vermijdend gehechte kinderen

Deze kinderen hebben hun gehechtheid geminimaliseerd, omdat zij ervaren hebben dat de ouder relatief vaak afwijzend, zakelijk of weinig sensitief is. Ze negeren of vermijden de opvoeder en gedragen zich (prematuur) zelfstandig.

Type B: Veilig gehechte kinderen

Bij deze kinderen is er een goede balans tussen exploratiedrang en gehechtheidsgedrag. Kinderen durven nieuwe taken aan te gaan, zijn angstig wanneer de ouder uit het zicht is en zoeken toenadering bij terugkomst, waarna ze weer verder durven te exploreren. Ouders zijn sensitief, coöperatief en toegankelijk.

Type C: Onveilig-afwerend gehechte kinderen

Deze kinderen zoeken juist heel veel toenadering bij de opvoeder en zijn weinig geneigd om zelfstandig activiteiten uit te voeren. De afwezigheid van de opvoeder leidt tot angst terwijl de terugkeer van de ouder begroet wordt met boosheid en verontwaardiging. De opvoeder is vaak inconsequent sensitief, onvoorspelbaar voor het kind en afwezig op cruciale momenten.

Type D: Gedesorganiseerd gehechte kinderen

Bij deze kinderen is sprake van gedrag met kenmerken van hechtingstype A en C. Ze zoeken toenadering tot de ouder, terwijl dat tegelijkertijd stress en angst oplevert. De omgang met de ouder is vaak inconsequent geweest en onvoorspelbaar terwijl ook vaak sprake is van trauma's of andere ingrijpende gebeurtenissen.

Ainsworth, M. D. S., en Wittig, B. A. (1969). Attachment and exploratory behavior of one-year-olds in a strange situation. In B. M. Foss(Ed. ), 'Determinants of infant behavior', jaargang 4, p. 111-136). London, Methuen.

Foto Neeltje van den Bedem

Neeltje van den Bedem

senior medewerker inhoud