Angst in de verschillende ontwikkelingsfasen

Angsten bij kinderen horen bij een normale ontwikkeling. Door angsten te ervaren leren kinderen dat ze bang kunnen zijn. Ze leren de angsten op waarde te schatten waardoor zij het ontgroeien. Iedere ontwikkelingsfase wordt gekenmerkt door zijn eigen angsten.

Angst bij baby's

De vroegste uiting van een angst bij een baby vindt plaats in het geboortekanaal, als de baby wordt uitgedreven door de weeën. Baby's zijn bang voor harde geluiden, snelle bewegingen en lichtflitsen. Daarnaast zijn er angstreacties zichtbaar bij verlies aan steun, bij vallen en pijn. Deze angsten nemen allemaal langzaam af.

Peuter: niet alles in de hand hebben

In het tweede levensjaar krijgen kinderen het besef dat ze invloed kunnen hebben op verschillende situaties. Dit zorgt voor nieuwe angsten. Zo ontstaat in deze fase bijvoorbeeld de angst voor natuurverschijnselen, watervrees en vreemde dieren. Deze angsten hebben te maken met het gevoel dat ze niet alles in de hand hebben.

Vanaf het tweede levensjaar ontstaat er een vorm van angst die te maken heeft met de groeiende zelfstandigheid van het kind. Veelvoorkomende angsten zijn scheidings- en verlatingsangst. Deze angst laat zien dat kinderen zich aan het hechten zijn.

Voorbeelden van angsten zijn 's nachts huilend wakker worden, angst voor vreemden en angst voor het donker. Een andere oorzaak van angst in deze fase ontstaat doordat peuters nog veel niet begrijpen van hun omgeving.  Doordat een peuter nog weinig zicht heeft op verhoudingen, kan er angst ontstaan om bijvoorbeeld door het doucheputje gespoeld te worden.

Kleuter: angst voor wat zou kunnen gebeuren

Op vierjarige leeftijd kunnen kinderen zichzelf als een losstaand persoon ten opzichte van anderen zien. Hiermee ontstaat een gevoel van kwetsbaarheid doordat zij een voorstelling kunnen maken van wat eventueel zou kúnnen gebeuren. Kinderen kunnen in deze fase bang worden van hun eigen fantasieën. Kleuters hebben vage angsten waar zij de oorzaak niet van weten. Om deze angsten te kunnen verklaren fantaseren ze over enge figuren die hen bang maken om een naam te geven aan hun lichamelijke spanningen.

Schoolleeftijd: zorgen maken

Aan het eind van de kleuterperiode krijgt een kind meer besef van de werkelijkheid. Hiermee ontstaat een angst voor de ingewikkelde werkelijkheid, wat een gevoel van onzekerheid opwekt. Voorbeelden van angsten in deze periode zijn slapeloosheid en nachtmerries.

Daarnaast kunnen kinderen regeltjes voor zichzelf bedenken om angst en gevaar te voorkomen. In de schoolleeftijd beginnen kinderen steeds meer te denken aan 'stel je nu eens voor dat…'. Het zijn geen concrete angstbronnen maar meer zaken waar kinderen zich zorgen om maken. Dit kan een vorm van sociale angst zijn. Ook pubers en adolescenten hebben te maken met deze vorm van angst.

Pubers en adolescenten: sociale omgeving belangrijker

De angsten die pubers ervaren gaan over sociale contacten, het presteren op school en het uiterlijk. Dit heeft te maken met het nadenken over hoe zij op anderen overkomen. Verder houden zij zich bezig met de eigenheid van het leven. Hierdoor kunnen zij zich zorgen maken over verhoudingen tussen henzelf en bijvoorbeeld hun ouders, maar ook over hun eigen gezondheid.

Adolescenten houden zich meer bezig met geaccepteerd worden binnen de vriendenkring en zijn bang voor afwijzing in sociale contacten. Zorgen en stress die zij ervaren, hebben te maken met hun levensloop, zoals studie- en beroepskeuze, studieresultaten en het verlaten van het ouderlijk huis.

  • Jong, de., W. (2009). 'Angst en depressie: over angsten, depressies en aanverwante problematiek bij kinderen en jongeren'. PICA.
  • Kohnstamm, R. (2009). 'Kleine ontwikkelingspsychologie: het jonge kind'. Bohn Stafleu van Loghum.
Thibaut Coenegracht